Duits : Nederlands der Imbiss = de snackbar Ich hätte gern eine Pommes. = Ik wil graag frietjes. Ja, eine Große oder Kleine? = Ja, groot of klein? Ich nehme eine Kleine. = Ik neem een kleine. Mit Mayonnaise und Ketchup? = Met mayonaise en ketchup? Und ich möchte gern noch ein Wasser dazu. = En ik wil er nog graag een water bij. Mit Kohlensäure oder ohne. = Spa rood of spa blauw? (Met koolzuur of zonder?) Sie essen hier? = Eet u hier? Ich möchte gern dasselbe. = Ik wil graag hetzelfde. Gut, mache ich fertig. = Goed, maak ik klaar. Besteck können sie schon mitnehmen. = Bestek kunt u al meenemen. Wir möchten gern bezahlen. = Wij willen graag betalen. Hat es geschmeckt? = Heeft het gesmaakt? Ja, es war sehr lecker. = Ja, het was heel lekker. Geht das zusammen oder getrennt? = Gaat het samen of apart? Passt so. / Stimmt so. = Klopt zo. Schönen Tag dann noch. = Prettige dag verder. leider = helaas Sonst noch etwas? = Anders nog iets? Guten Appetit! = Eet smakelijk! eine Currywurst = een curryworst ein belegtes Brötchen = een belegd broodje ein Eis = een ijsje ein Schnitzel = een schnitzel Kartoffeln = aardappelen eine Bratwurst = een braadworst eine Brezel = een krakeling eine Dose Cola = een blikje cola eine Flasche Bier = een flesje bier das Besteck = het bestek das Messer = het mes die Gabel = de vork der Löffel = de lepel der Teller = het bord die Tasse = het kopje der Tisch = de tafel die Torte = de taart der Kaffee = de koffie der Tee = de thee der Kuchen = de koek der Apfel = de appel Erdbeeren = aardbeien der Quark = de kwark die Schokolade = de chocolade die Schlagsahne = de slagroom die Sahne = de room mit / ohne = met / zonder trinken = drinken bringen = brengen nehmen = nemen bezahlen = betalen die Rechnung = de rekening das Café = het café Was kann ich für Sie tun? = Wat kan ik voor u doen? Ich hätte gern einen Milchkaffee. = Ik wil graag een koffie verkeerd. Ich nehme eine heiße Schokolade. = Ik neem een warme chocolademelk. Und was für Kuchen haben Sie? = En wat voor gebak heeft u? Wollen wir uns einen Schokokuchen teilen? = Zullen wij een chocoladegebakje delen? Ja, das ist eine gute Idee. = Ja, dat is een goed idee. die Pizzeria = de pizzeria die Zutaten = de ingrediënten der Pilz = de paddenstoel die Zwiebel = de ui der Käse = de kaas die Olive = de olijf der Knoblauch = de knoflook der Thunfisch = de tonijn die Soße = de saus der Schinken = de ham der Salat = de salade gemischt = gemengd das Gericht = het gerecht die Nudeln = de pasta Das Essen ist kalt. = Het eten is koud. Können Sie mir Pfeffer und Salz bringen? = Kunt u mij peper en zout brengen? Ich habe noch nicht gewählt. = Ik heb nog geen keuze gemaakt. Es fehlt etwas Salz. = Er ontbreekt wat zout. Wie groß ist eine Pizza? = Hoe groot is een pizza? Wollen Sie zusammen oder getrennt bezahlen? = Wilt u samen of apart afrekenen? Können Sie mir das einpacken? = Kunt u dat voor mij inpakken? Können Sie mir etwas empfehlen? = Kunt u mij iets aanbevelen? Es hat ausgezeichnet geschmeckt. = Het heeft uitstekend gesmaakt.