Duits : Nederlands
von = van
an = aan
Betreff = betreft
Wochenende = weekend
feiern / gefeiert = vieren / gevierd
der Geburtstag = de verjaardag
ab 4 Uhr geht's los = het begint vanaf 4 uur
herzlich = van harte
einladen / eingeladen = uitnodigen / uitgenodigd
mitbringen / mitgebracht = meebrengen / meegebracht
ich freue mich auf = ik verheug me op
bis dann = tot dan
liebe Grüße = lieve groeten
Schöne Ferien! = Fijne vakantie!
Alles Gute zum Geburtstag! = Gefeliciteerd met je verjaardag!
Frohe Ostern! = Vrolijk pasen!
Frohe Weihnachten! = Prettige kerstdagen!
Gute Besserung! = Beterschap!
Ein glückliches neues Jahr! = Een gelukkig nieuwjaar!
Herzlichen Glückwunsch! = Van harte gefeliciteerd!
Ein gesundes neues Jahr! = Een gezond nieuwjaar!
die Ferien = de vakantie
sofort = meteen
etwas erzählen / ich habe erzählt = iets vertellen / ik heb verteld
ich wusste nicht, das... = ik wist niet, dat ...
die Vorderseite = de voorkant
die Hinterseite = de achterkant
ich war = ik was
etwas sehen / ich habe etwas gesehen = iets zien / ik heb iets gezien
du siehst = je ziet
auf dem Campingplatz = op de camping
ich weiß, dass... = ik weet, dat ...
wissen / ich habe gewusst = weten / ik heb geweten
Feriengrüße = vakantiegroeten
Wie geht es dir? = Hoe gaat het met jou?
Mir geht es gut = Met mij gaat het goed
die Einladung = de uitnodiging
vielen Dank = bedankt
gib mir Bescheid = laat het met weten
amüsieren / amüsiert = vermaken / vermaakt
wirklich = echt
schöne Zeit = leuke tijd