NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A2-K11-02 Gespräche führen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Krankheiten
=
Ziektes
Durchfall haben
=
diarree hebben
eine Allergie haben
=
een allergie hebben
eine Grippe haben
=
griep hebben
eine Ohrenentzündung haben
=
een oorontsteking hebben
eine Herzanfall bekommen
=
een hartaanval krijgen
erkältet sein
=
verkouden zijn
Halsschmerzen haben
=
keelpijn hebben
Heuschnupfen haben
=
hooikoorts hebben
Kopfschmerzen haben
=
hoofdpijn hebben
In der Apotheke
=
In de apotheek
das Fieberzäpfchen
=
de zetpil tegen koorts
das Nasenspray
=
de neusspray
das Schlafmittel
=
het slaapmiddel
die Ohrentropfen
=
de oordruppels
die Salbe
=
de zalf
eine Halstablette
=
een keeltablet
eine Kopfschmerztablette
=
een aspirine
In der Drogerie
=
In de drogisterij
das Deodorant
=
de deodorant
das Duschgel
=
de douchegel
das Shampoo
=
de shampoo
der Kamm
=
de kam
der Rasierer
=
het scheerapparaat
die Bürste
=
de borstel
die Seife
=
de zeep
die Sonnencreme
=
de zonnebrandcrème
die Spülung
=
de conditioner
die Toilettenartikel
=
de toiletartikelen
die Zahnbürste
=
de tandenborstel
die Zahnpasta
=
de tandpasta
Im Supermarkt
=
In de supermarkt
das fleisch
=
het vlees
das Obst / die Früchte
=
het fruit
die Getränke
=
de dranken
die Kräuter
=
de kruiden
die Milchprodukte
=
de zuivel
die Süßigkeiten
=
het snoep
die Verpflegung
=
de proviand
Weißt du noch?
=
Weet jij nog?
andere Sachen
=
andere dingen
aussehen
=
eruitzien
damals
=
toen
essen
=
eten
glauben
=
geloven
Guck mal!
=
Kijk eens!
hatten
=
hadden
sich erinnern
=
zich herinneren
waren
=
waren
Das Gefühl
=
Het gevoel
ängstlich
=
bang
fröhlich
=
vrolijk
gestresst
=
gestrest
relaxt
=
relaxed
schüchtern
=
verlegen
selbstbewusst
=
zelfverzekerd
traurig
=
verdrietig
verärgert
=
boos
verliebt
=
verliefd