Personen beschreiben attraktiv dick
dünn groß gutaussehend / hübsch
hässlich klein schlank
schön Haare und Gesicht beschreiben blond
blonde Locken braune Augen die Augen
die Augenfarbe die Hautfarbe die Locken
dunkel dunkelblond ein langer Bart
halblang hell helle Augen
keine Glatze keine Locken kein Bart
dik aantrekkelijk Personen beschrijven
knap lang dun
slank klein lelijk
blond haar en gezicht beschrijven mooi
de ogen bruine ogen blonde krullen
de krullen de huidskleur de oogkleur
een lange baard donkerblond donker
lichte ogen licht halflang
geen baard geen krullen niet kaal
kurz / lang kurze, braune, glatte Haare lockig
rothaarig die Körperteile das Auge / die Augen
das Bein / die Beine das Gesicht das Haar, die Haare
das Herz das Ohr / die Ohren der Arm
der Bauch der Finger der Fuß / die Füße
der Kopf der Mund der Rücken
der Zahn / die Zähne die Augenbrauen die Hand / die Hände
die Lippen die Nase die Kleidung
Er trägt ein Hemd. Er/sie trägt eine blaue Jacke, eine Hose, eine Jeans, eine Jeansbluse, eine Baseballmütze, eine Strickjacke. Er/sie hat ... an.
golvend / gekruld kort, bruin, steil haar kort / lang
het oog / de ogen de lichaamsdelen roodharig
het haar het gezicht het been / de benen
de arm het oor / de oren het hart
de voet / de voeten de vinger de buik
de rug de mond het hoofd
de hand / de handen de wenkbrauwen de tand / de tanden
de kleding de neus de lippen
Hij/ze heeft ... aan. Hij/ze draagt een blauwe jas, een broek, een spijkerbroek, een bloes, een spijkerbloes, een baseballpet, een vest. Hij draagt een overhemd.
Er/sie trägt ein rotes T-Shirt, ein Sweatshirt, ein Kleid,. Er/sie trägt einen grauen Pullover, einen Hut, einen Rock, einen Schal, einen Mantel. Er/sie trägt schwarze Schuhe und schwarze Socken.
Sie trägt eine Bluse. Das Mädchen trägt Ohrringe, eine Kette und einen Ring. Der junge Mann trägt eine moderne Brille.
Die Accessoires der Knopf der Regenschirm
die Armbanduhr die Handtasche Sie trägt keine Brille.
Es ist aus Leder. Das Material das Gold
das Leder: aus Leder das Leinen: aus Leinen das Metall: aus Metall
das Plastik: aus Plastik das Silber der Stoff
die Baumwolle: aus Baumwolle die Kunstfasern: aus Kunstfasern die Wolle: aus Wolle
Hij/ze draagt zwarte schoenen en zwarte sokken. Hij/ze draagt een grijze trui, een hoed, een rok, een sjaal, een mantel. Hij/ze draagt een rood t-shirt, een sweatshirt, een jurk.
De jonge man draagt een moderne bril. Het meisje draagt oorbellen, een ketting en een ring. Ze draagt een bloes.
de paraplu de knoop De accessoires
Ze draagt geen bril. de handtas het horloge
het goud Het materiaal Het is van leer.
het metaal: van metaal het linnen: van linnen het leer: van leer
de stof het zilver het plastic: van plastic
de wol: van wol de kunstvezels: van kunstvezels het katoen: van katoen