NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A2-K6-05 Sprechen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
am Donnerstag und Freitag
=
op donderdag en vrijdag
Dann habe ich in der Woche einen freien Tag.
=
Dan heb ik door de week een vrije dag.
das Dach
=
het dak
das Gehalt
=
het salaris
der Kollege, die Kollegin, die Kollegen
=
de collega, de vrouwelijke collega, de collega's
der Kunde, die Kundin, die Kunden
=
de klant, de vrouwelijke klant, de klanten
der Lohn
=
het loon
die Berufsschule
=
het mbo
die Familienfeier
=
het familiefeest
Die Kunden freuen sich.
=
De klanten zijn blij.
Die praktische Arbeit gefällt mir gut.
=
Het praktische werk bevalt me goed.
etwas besser
=
iets beter
fertig
=
klaar
Ich bin Leo.
=
Ik ben Leo.
Ich bin Leos Cousine.
=
Ik ben Leo's nicht.
Ich bin Maras Cousin.
=
Ik ben Mara's neef.
Ich mache eine Ausbildung zum Dachdecker.
=
Ik volg een opleiding tot dakdekker.
in der Woche
=
door de week
In Ordnung.
=
In orde.
Manchmal muss ich auch samstags arbeiten.
=
Soms moet ik ook op zaterdag werken.
Meine Arbeit beginnt sehr früh.
=
Mijn werk begint heel vroeg.
Meine Kollegen sind nett und hilfsbereit.
=
Mijn collega's zijn aardig en behulpzaam.
samstags
=
zaterdags
von Montag bis Mittwoch
=
van maandag tot woensdag
Wir gehen manchmal aus.
=
We gaan soms uit.
Wir haben wieder mehr Kontakt.
=
We hebben weer meer contact met elkaar.
Ich arbeite in einem Hostel an der Rezeption.
=
Ik werk in een hostel achter de receptie.
Ich bin für die Gäste da.
=
Ik ben er voor de gasten.
Ich übergebe den Schlüssel und die Bettwäsche.
=
Ik overhandig de sleutel en het bedlinnen.
Ich nehme sie wieder an.
=
Ik neem ze weer in.
Ich versuche, Probleme zu lösen.
=
Ik probeer problemen op te lossen.
Ich versuche, Fragen zu beantworten.
=
Ik probeer vragen te beantwoorden.
Die Gäste können Informationen über die Umgebung bekommen.
=
De gasten kunnen informatie over de omgeving krijgen.
Ich nehme Telefongespräche an.
=
Ik beantwoord telefoongesprekken.
Ich räume die Küche auf.
=
Ik ruim de keuken op.
Die Arbeit macht mir Spaß.
=
Ik vind mijn werk leuk.
der Dienstplan
=
het werkrooster
Die unterschiedlichen Arbeitszeiten sind eigentlich praktisch.
=
De verschillende werktijden zijn eigenlijk handig.
Meist arbeite ich zwei oder drei Tage hintereinander.
=
Meestal werk ik twee of drie dagen achter elkaar.
Ich arbeite teilweise auch am Wochenende.
=
Ik werk deels ook in het weekend.
Danach habe ich einen Tag frei.
=
Daarna ben ik één dag vrij.
Ich habe abwechselnd Früh- und Spätschicht.
=
Ik draai afwisselend ochtend- en middagdiensten.
Die Frühschicht dauert von 6.00 bis 15.00 Uhr.
=
De vroege dienst duurt van 6.00 tot 15.00 uur.
Die Spätschicht beginnt um 14.00 Uhr und endet um 23.00 Uhr.
=
De late dienst begint om 14.00 uur en is om 23.00 uur afgelopen.
Ich arbeite acht Stunden.
=
Ik werk acht uur.
Ich habe insgesamt eine Stunde Pause.
=
Ik heb in totaal een uur pauze.
die Zimmer saubermachen
=
de kamers schoonmaken
das Frühstück machen
=
het ontbijt klaarmaken
der Freund
=
de vriend
Ich suche eine neue Ausbildung.
=
Ik ben op zoek naar een nieuwe opleiding.
Ich weiß noch nicht genau, was ich will.
=
Ik weet nog niet precies wat ik wil.
Die Ausbildung im Büro habe ich abgebrochen.
=
De opleiding op kantoor heb ik afgebroken.
Ich möchte mich für ein Praktikum in einem Kindergarten bewerben.
=
Ik wil graag solliciteren naar een stage bij een kinderdagverblijf.
Dann kann ich Berufserfahrung sammeln.
=
Dan kan ik werkervaring opdoen.
Ich fand die Arbeit am Schreibtisch einfach langweilig.
=
Ik vond het werk achter het bureau gewoon saai.
der Erzieher, die Erzieherin im Kindergarten
=
de peuterleider, peuterleidster
Ich möchte lieber mit Menschen arbeiten.
=
Ik wil liever met mensen werken.
Ich werde mich um ein Praktikum bewerben.
=
Ik ga naar een stage solliciteren.
Ich hoffe, dass es klappt.
=
Ik hoop dat het lukt.
Gleichzeitig kann ich Berufserfahrung sammeln.
=
Ik kan tegelijkertijd werkervaring opdoen.
außerdem
=
bovendien
jedenfalls
=
in ieder geval
übrigens
=
overigens, trouwens
und so
=
en zo
und so weiter
=
enzovoort
unter anderem
=
onder andere
weiter, weiterhin
=
verder
zugleich, gleichzeitig
=
tevens, tegelijkertijd
zum Beispiel
=
bijvoorbeeld