NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A2-K9-05 Sprechen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Mara, wer ist Mara?
=
Mara, wie is Mara?
Mara ist eine gute Freundin von mir.
=
Mara is een goede vriendin van me.
Ich habe sie in der Grundschule kennengelernt.
=
Ik heb haar op de basisschool leren kennen.
Ich habe sie in der Grundschule vor zehn Jahren kennengelernt.
=
Ik heb haar tien jaar geleden op de basisschool leren kennen.
Ich kenne sie seit zehn Jahren.
=
Ik ken haar sinds tien jaar.
Sie ist eine sehr liebe, lustige Persoon.
=
Ze is een heel lief, grappig persoon.
sie unterhält sich gern mit Leuten, ist sehr offen,
=
ze praat graag met mensen, is heel open
arbeitet in einem Hostel an einer Rezeption,
=
en werkt in een hostel achter de receptie.
und geht gerne auf Konzerte.
=
en gaat graag naar concerten.
Ja, das beschreibt Mara eigentlich ganz gut.
=
Ja, dat beschrijft Mara eigenlijk heel goed.
Das ist Anna.
=
Dat is Anna.
Sie geht gern ins Kino.
=
Ze gaat graag naar de bioscoop.
Sie geht gern shoppen.
=
Ze gaat graag shoppen.
Anna ist eine sehr gute Freundin von mir.
=
Anna is een heel goede vriendin van me.
die Zwillingsschwester
=
de tweelingzus
Er ist ein guter Freund von mir.
=
Hij is een goede vriend van me.
Ich habe ihn kennengelernt.
=
Ik heb hem leren kennen.
im Fitnessstudio
=
in de sportschool
im Zug
=
in de trein
in der Disko
=
in de disco
Leo ist mein Cousin.
=
Leo is mijn neef.
Sie geht gern feiern.
=
Ze gaat graag naar feesten.
Sie hat einen Zwillingsbruder.
=
Ze heeft een tweelingbroer.
Sie ist immer für einen da, wenn man sie braucht.
=
Ze is er altijd voor je als je haar nodig hebt.
Sie ist sehr offen und super hilfsbereit.
=
Ze is heel open en super hulpvaardig.
Sie kocht gern für Freunde.
=
Ze kookt graag voor vrienden.
Sie liest gern Zeitschriften.
=
Ze leest graag tijdschriften.
Sie macht ein Praktikum.
=
Ze loopt stage.
Sie möchte Erzieherin werden.
=
Ze wil peuterleidster worden.
Sie verreist gern.
=
Ze houdt van reizen.
Sie weiß genau, was sie machen möchte.
=
Ze weet precies wat ze wil doen.
Sie weiß noch nicht so richtig,
=
Ze weet nog niet zo goed
was sie später machen möchte.
=
wat ze later wil doen.
Wir kennen uns aus der Schule.
=
We kennen elkaar van school.
Wir kennen uns noch nicht so lange.
=
We kennen elkaar nog niet zo lang.
Wir kennen uns schon ganz lange.
=
We kennen elkaar al heel lang.
Wir machen auch echt viel zusammen.
=
We doen ook echt veel dingen samen.
Wir sehen uns jedes Wochenende.
=
We zien elkaar elk weekend.
Leo erzählt.
=
Leo verteld.
Anna habe ich über meine Cousine kennengelernt.
=
Anna heb ik via mijn nicht leren kennen.
Ich finde beide sehr nett.
=
Ik vind ze allebei heel aardig.
Ich komme prima zurecht.
=
Ik kan daar wel tegen.
Ich komme super mit Mara aus.
=
Ik kan het super goed met Mara vinden.
Ich muss immer lachen, wenn Anna einen Witz macht.
=
Ik moet altijd lachen als Anna een grap maakt.
Ich wohne woanders.
=
Ik woon ergens anders.
Jetzt versuchen wir uns öfter zu treffen.
=
Nu proberen we elkaar vaker te zien.
Mara ist meine Cousine.
=
Mara is mijn nicht.
Mara ist manchmal etwas zickig.
=
Mara is soms een beetje truttig.
Mit beiden kann man viel Spaß haben.
=
Met allebei kun je veel lol hebben.
Sie sind witzig und offen.
=
Ze zijn grappig en open.
Wir haben uns lange nicht gesehen.
=
We hebben elkaar lang niet gezien.
wir sehen uns...
=
we zien elkaar...
die Eigenschaft
=
de eigenschap
dumm
=
dom
ehrlich
=
eerlijk
eifersüchtig
=
jaloers
ernst
=
serieus
freundlich
=
vriendelijk
fröhlich
=
vrolijk
gemein
=
gemeen
glücklich
=
gelukkig
grob
=
grof, ruw
herzlich
=
hartelijk
höflich
=
beleefd
intelligent
=
intelligent
komisch
=
vreemd
lebhaft
=
druk
nervös
=
nerveus
neugierig
=
nieuwsgierig
ordentlich
=
netjes
pünktlich sein
=
stipt zijn, op tijd komen
ruhig
=
rustig
sanft
=
zacht
schlau, intelligent
=
slim
selbstständig
=
zelfstandig
sportlich
=
sportief
sympathisch
=
sympathiek
traurig
=
verdrietig
unehrlich
=
oneerlijk
unfreundlich
=
onvriendelijk
unglücklich
=
ongelukkig
unhöflich
=
onbeleefd
unintelligent
=
onintelligent
unordentlich, schlampig
=
slordig
unpünktlich sein
=
niet op tijd komen, nooit op tijd komen
unselbstständig
=
onzelfstandig
unsportlich
=
onsportief
unsympathisch
=
onsympathiek
unzuverlässig
=
onbetrouwbaar
verschlossen
=
gesloten
zuverlässig
=
betrouwbaar