Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • das Experiment = het experiment
  • die Forschung, die Studie = het onderzoek
  • der Forscher = de onderzoeker
  • der Fragebogen = de vragenlijst
  • die Tasse = de kop, het kopje
  • ausstatten mit = uitrusten met, voorzien van
  • ignorieren = negeren
  • der Einzelgänger = eenling, iemand die z'n eigen gang gaat
  • abschrecken = afschrikken
  • begeistern = bezielen, enthousiasmeren
  • sonderbar = zonderling, vreemd
  • der Karton = de doos, het karton
  • die Dose = het blik(je)
  • erscheinen = verschijnen
  • laut Wissenschaftlern = volgens wetenschappers
  • zwar = wel, weliswaar
  • einem Experiment unterziehen = aan een experiment onderwerpen
  • in Verbindung bringen mit = in verband brengen met, associëren met
  • übrige = overige
  • die Konsole = de console
  • präparieren = prepareren, voorbereiden
  • kaum = amper
  • neugierig = benieuwd, nieuwsgierig
  • die Einstellung zur Informatik = de houding ten opzichte van het beroepenveld Informatica
  • jeweils = telkens
  • sich aufhalten = zich ophouden, verblijven
  • der Einfluss = de invloed
  • hingegen = daarentegen
  • komisch = komisch, raar, vreemd
  • der Nachwuchs = de nakomelingen, de komende generatie, de opvolgers
  • im Gegenteil = in tegendeel
  • eine Stelle besetzen = een vacature invullen
  • in den Ruhestand gehen, in Rente gehen = met pensioen gaan
  • es für nötig halten = het nodig achten, het nodig vinden
  • zur Verfügung stehen = ter beschikking staan
  • die Ingenieure = de technici, de ingenieurs
  • warnen vor = waarschuwen voor
  • der Studienabgänger, der Absolvent = de afgestudeerde
  • ein Studium absolvieren = een studie voltooien
  • ein Mangel an = een tekort aan
  • das Feld = het gebied, het terrein
  • der Berater = de adviseur, de consulent, de consultant
  • fördern = bevorderen
  • der Arbeitnehmer = de werknemer
  • die Arbeitskräfte = de arbeidskrachten
  • das Studium schaffen = de studie succesvol afronden
  • ausüben = uitoefenen
  • die Schwangerschaft = de zwangerschap
  • der Studiengang = de studierichting
  • das entsprechende Getränk, das passende Getränk = het passende drankje, de passende drank
  • der Hersteller, der Produzent = de fabrikant, de producent
  • die Kundenbetreuung, der Kundendienst = de klantenservice
  • das Warenlager, das Lager = het magazijn
  • der Standort der Firma, der Sitz der Firma = de vestigingsplaats van de firma
  • die Auswahl an Getränken = het drankassortiment, het assortiment aan dranken
  • die Spirituosen = de sterke drank
  • unerschöpflich = onuitputtelijk
  • das Lieferabkommen, der Liefervertrag = de leveringsovereenkomst
  • namhaft, bekannt = bekend, van naam
  • die Beratung = de advisering
  • umfangreich, umfänglich, umfassend = omvangrijk, veelomvattend
  • der Fuhrpark = het wagenpark
  • der Lastzug = de vrachtwagencombinatie
  • uneingeschränkt, unbeschränkt, unbegrenzt = onbeperkt, onbegrensd
  • zusammenstellen = samenstellen
  • gewährleisten, garantieren = waarborgen, garanderen
  • die Zusammenarbeit = de samenwerkking
  • die Bekanntheit, der Bekanntheitsgrad = de bekendheid
  • erlangen = verwerven, verkrijgen
  • Wünsche äußern = wensen uiten, wensen kenbaar maken