Duits : Nederlands die Praktikumsbörse = de stagebeurs Praktika vermitteln = stages regelen der Praktikumsplatz = de stageplek, de stageplaats die Praktikumsvergütung = de stagevergoeding das Anmeldeformular = het inschrijfformulier die Bestätigung der Versicherung = het verzekeringsbewijs die Motivation = de motivatie, de motivatiebrief der Personalausweis = de identiteitskaart, de id-kaart das Berufsfeld = het beroepsveld, het vakgebied, het professionele gebied spezifisch = specifiek der Fachbereich, das Fachgebiet = het vakgebied der Pluspunkt, der positive Punkt = het pluspunt, het positieve punt je länger desto mehr = hoe langer hoe meer das laufende Projekt = het lopende Projekt beitragen, einen Beitrag leisten = bijdragen, een bijdrage leveren dank = dankzij die Aufenthaltsgenehmigung, die Aufenthaltserlaubnis = de verblijfsvergunning beibehalten, behalten = houden, behouden, aanhouden das Referenzschreiben, die Referenz = de referentie, de aanbevelingsbrief zukünftig = toekomstig einen Text abfassen, einen Text verfassen = een tekst opstellen sowohl als auch = zowel alsook Kenntnisse und Fähigkeiten = kennis en bekwaamheden das vorgegebene Format = het vastgestelde formaat, het vastgestelde format der Aufenthalt = het verblijf, het oponthoud nach Eingang Ihrer Unterlagen = na ontvangst van uw stukken sich melden, Kontakt aufnehmen = contact opnemen, zich melden, iets laten horen der bevorzugte Termin = hier: de voorkeursdatum die Abstimmung = de afstemming, het afstemmen, de stemming Üblich = gebruikelijk der Einblick in Tätigkeiten = een inkijk in de werkzaamheden im Programm aufführen = in het programma vermelden, in het programma noemen angemessen gekleidet, passend gekleidet = gepast gekleed, passend gekleed in der Regel = in de regel auf Anfrage = op aanvraag gewünscht = gewenst die Bescheinigung, die Bestätigung = het bewijs, de bevestiging etwas kurzfristig tun = iets op het laatste ogenblik doen, iets op het laatste moment doen sich wenden an = zich wenden tot eine Fremdsprache beherrschen = een vreemde taal beheersen gegen Kost und Logis = tegen kost en inwoning einbeziehen = betrekken einsetzen = inzetten schick = chique die Verurteilung = de veroordeling die Beurteilung = de beoordeling die Übertragung = de transmissie, de overdracht die Übertragung erfolgt = de transmissie vindt plaats, de overdracht vindt plaats die Grundlage, die Basis = de basis die Grundlage schaffen, die Basis schaffen = de basis scheppen der Austausch = de uitwisseling austauschen = uitwisselen beschleunigen = versnellen die Anwendung = de aanwending, de toepassing der Zugriff = hier: de toegang sich erhöhen, höher werden = hoger worden die Übermittlung = hier: de verzending übermitteln = hier: verzenden die Entfernung = de afstand sich unterscheiden = verschillen, zich onderscheiden derzeit, gegenwärtig = tegenwoordig zeitversetzt = uitgesteld gewissermaßen, in gewissem Sinn, in gewissem Sinne = in zekere zin, als het ware durchgehend, durchgängig = doorgaans entschlüsseln, dekodieren, decodieren = ontcijferen, decoderen veranschaulichen = illustreren rauschen = ruisen sich verständigen = zich verstaanbaar maken, het eens worden beanspruchen = in beslag nemen, aanspraak maken op, gebruikmaken van die Anordnung = de ordening, de rangschikking zuordnen, einteilen, einordnen = indelen feststehen = vaststaan besiedelt, bewohnt = bevolkt, bewoond zuweisen = toewijzen, toebedelen einen Frequenzbereich belegen, einen Frequenzbereich besetzen = een frequentiegebied bezetten einen Bereich abdecken = een gebied afdekken die Wirkungsweise = de wijze waarop iets werkt, de manier waarop iets werkt die Funkzelle = de radiocel ausgelastet zijn = ten volle belast zijn, op de volle capaciteit draaien, op volle capaciteit draaien