Duits : Nederlands die Ferienaushilfe = de vakantiehulp der Ferienjob = de vakantiebaan der Ordner = de ordner auseinanderfallen = uit elkaar vallen eine Bestellung aufgeben = een bestelling plaatsen die Verkaufsabteilung = de afdeling verkoop beauftragen, einen Auftrag erteilen = een opdracht geven aufmerksam machen auf = attent maken op stabil = stevig, sterk Ich nehme an, dass … = Ik ga ervan uit dat … mitteilen = meedelen, mededelen entscheiden = beslissen der Karton = hier: het karton betragen = bedragen versandkostenfrei = zonder verzendkosten der Bestellwert = het orderbedrag, het bedrag van de bestelde goederen Informationen ausrichten = informatie doorgeven anliefern = aanleveren der Vorteil = het voordeel der Preisunterschied = het verschil in prijs ein Telefonat führen, ein Telefongespräch führen = een telefoongesprek voeren notieren = noteren mindestens vier Vorteile = ten minste vier voordelen ein Angebot machen = een offerte maken das Protokoll = de notulen die Besprechung = de bespreking, het overleg Ideen besprechen = ideeën bespreken fest, festgelegt = vast, vastgelegd der Aufbau = de opbouw der Protokollführer, der Protokollant = de notulist der Vorsitzende = de voorzitter die Versammlung eröffnen = de vergadering openen die Anwesenden begrüßen = de aanwezigen begroeten die Zusammenarbeit = de samenwerking fördern = bevorderen mittels = door middel van die Daten aktualisieren = de gegevens bijwerken der Einsatz = de inzet die administrativen Tätigkeiten = de administratieve werkzaamheden der Beschluss = het besluit ausarbeiten = uitwerken der endgültige Plan = de definitieve versie van het plan die Versammlung auflösen = de vergadering sluiten Das Protokoll wird ohne Änderungen genehmigt. = De notulen worden zonder wijzigingen vastgesteld. Die Tagesordnung wird ohne Änderungen genehmigt. = De agenda wordt zonder wijzigingen vastgesteld. Die Versammlung beschließt einstimmig, dass ... = De vergadering besluit unaniem dat … die Änderung = de wijziging einen Punkt von der Tagesordnung streichen = een punt van de agenda schrappen die Aufmerksamkeit = de aandacht der Tagesordnung einen Punkt hinzufügen = een punt aan de agenda toevoegen die Pressekonferenz = de persconferentie der Abschied = het afscheid pro Stück = per stuk sich entschließen = de beslissing nemen, een beslissing nemen nachdem = nadat importieren, einführen = importeren, invoeren der Import, die Einfuhr = de import, de invoer solche Zahlen = zulke cijfers, dit soort cijfers Wie wäre es, wenn wir … = hier: Wat vinden jullie ervan om … stammen aus = stammen uit der Besitzer = de bezitter Das ist eine ausgezeichnete Idee. = Dat is een uitstekend idee. verraten = hier: verklappen die Aufgaben verteilen = de taken verdelen ein Interview machen, ein Interview führen = een interview houden die Präsentation inhaltlich vorbereiten = de presentatie inhoudelijk voorbereiden Interesse haben an = interesse hebben in die Fehler verbessern = de fouten verbeteren die Unterstützung = de ondersteuning, de steun die Straßenauarbeiten = de wegwerkzaamheden die Wegbeschreibung = de routebeschrijving die Anfahrt = hier: de routebeschrijving voor de reis met de auto die Baustelle = hier: de plaats waar wegwerkzaamheden plaatsvinden die Umleitung = de omleiding die Route = de route angeben = aangeven am Bahnhof vorbeifahren = langs het station rijden, voorbij het station rijden die Kreuzung = de kruising, het kruispunt in die Straße einbiegen = in de straat afslaan abbiegen = afslaan die Ampel = het stoplicht, het verkeerslicht überqueren = oversteken Gute Fahrt. Gute Reise. = Goede reis. auf der rechten Seite = aan de rechterkant hier die Straße hinunter = hier verderop in de straat alle 15 Minuten = elke 15 minuten die Haltestelle = de halte umsteigen in = overstappen op die Öffentlichen, die öffentlichen Verkehrsmittel = het openbaar vervoer von hier aus zum Bahnhof = vanaf hier naar het station die U-Bahn nehmen = de metro nemen der Austausch = de uitwisseling die S-Bahn = de sneltram Sie nehmen am besten die U-Bahn. = U kunt het beste de metro nemen.