NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
B1 Schreiben Online
B1 Schreiben Lektion 5
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
in Besprechung sein
=
in vergadering zijn
erledigen
=
afhandelen
einen Anruf entgegennehmen, Anrufe entgegennehmen
=
een telefoontje beantwoorden, telefoontjes beantwoorden
Es scheint dringend zu sein.
=
Het schijnt dringend te zijn. Het lijkt erop dat het dringend is.
kleben
=
plakken
absagen
=
afzeggen
zusagen
=
toezeggen
in der Anlage
=
in de bijlage
Anbei sende ich Ihnen … In der Anlage sende ich Ihnen …
=
In de bijlage vindt u … In de bijlage treft u … aan.
die Warensendung
=
de goederenzending
der Frachtbrief
=
de vrachtbrief
die Sendungsnummer
=
het zendingsnummer
der Auftraggeber
=
de opdrachtgever
der Empfang
=
de ontvangst
der Frachtführer
=
de vrachtrijder
die Übernahme
=
de overname
die Versandart, die Transportart
=
de manier van verzenden, het soort transport
der Inhalt
=
de inhoud
vollständig,komplett
=
volledig, compleet
in ordnungsgemäßem Zustand empfangen
=
in goede staat ontvangen
obig, oben genannt, obengenannt
=
bovenstaand, bovengenoemd
die Bemerkung
=
de opmerking
Kolli
=
colli
die Versandabteilung
=
de expeditieafdeling
der Lkw-Fahrer, der LKW-Fahrer
=
de vrachtwagenchauffeur
abliefern
=
afleveren
die Verpackung
=
de verpakking
der Bewerbungsbrief, die Bewerbung
=
de sollicitatiebrief, de sollicitatie
ähneln
=
lijken op
die Stellenanzeige
=
de vacature, de personeelsadvertentie
die Fähigkeit
=
de vaardigheid
die Stelle, die Arbeitsstelle
=
de baan
erwarten
=
verwachten
das Abschlusszeugnis, das Zeugnis
=
het diploma, het getuigschrift, het rapport
zwischenzeitlich
=
tussentijds
der Lebenslauf
=
het cv
gebräuchlich
=
gebruikelijk
allerdings
=
echter
hinweisen auf
=
wijzen op
der Hinweis auf
=
de verwijzing naar, het wijzen op
die Ausbildung, der Ausbildungsplatz
=
hier: de duale opleiding, de duale opleidingsplaats
der Auszubildende im kaufmännischen Bereich
=
de leerling die een duale opleiding volgt in de administratieve sector
ansprechen
=
aanspreken
die Realschule
=
ongeveer: havo
der Realschulabschluss
=
hier: het havo-diploma
verlassen
=
verlaten
im Rahmen einer Projektarbeit
=
in het kader van een project
mitarbeiten an
=
meewerken aan
sich begeistern für
=
enthousiast zijn over
der Bereich
=
hier: de sector, de branche
der Lieferant
=
de leverancier
hochwertig
=
hoogwaardig
der Zusammenhang
=
de samenhang
das Vorstellungsgespräch, das Bewerbungsgespräch
=
het sollicitatiegesprek
voraussichtlich
=
hier: waarschijnlijk
Ich bewerbe mich um …
=
Ik solliciteer naar …
die Eignung für die betreffende Stelle
=
de geschiktheid voor de betreffende baan, de geschiktheid voor de desbetreffende baan
aussagen
=
hier: informatie geven
die Nationalität, die Staatsangehörigkeit
=
de nationaliteit
der Familienstand
=
de burgerlijke staat
die Schulbildung
=
de schoolopleiding
die Grundschule
=
de basisschool
die Hauptschule
=
hier: vmbo
die Berufsausbildung
=
de beroepsopleiding
der Nebenjob
=
de bijbaan
der Ferienjob
=
de vakantiebaan
die Kenntnisse
=
de kennis
die EDV-Kenntnisse
=
de computerkennis
unmittelbar
=
hier: direct
das Textverarbeitungsprogramm
=
het tekstverwerkingsprogramma
die Sprachkenntnisse
=
de talenkennis
die ehrenamtliche Tätigkeit
=
het vrijwilligerswerk
eintragen, ausfüllen
=
invullen
ggf., gegebenenfalls Mädchenname
=
indien van toepassing: meisjesnaam
der Rufname
=
de roepnaam
die Aufenthaltsgenehmigung, die Aufenthaltserlaubnis
=
de verblijfsvergunning
die Lebenspartnerschaft
=
ongeveer: het samenwonen
anders, nämlich …
=
anders, namelijk …
die Suchmaschine
=
de zoekmachine
die Schadenanzeige, das Schadenformular
=
het schadeformulier
die Konto-Nr., die Kontonummer
=
het rekeningnr., het rekeningnummer
die Bankleitzahl
=
het bankcodenummer, dit werd vóór de komst van de IBAN gebruikt
der Berufsunfall
=
het beroepsongeluk
der Freizeitunfall
=
het ongeluk in de vrije tijd
der Verkehrsunfall
=
het verkeersongeluk
der Versicherungsnehmer
=
de verzekerde
die verletzte Person
=
de gewonde persoon
tagsüber
=
overdag
die Arbeitsunfähigkeit
=
de arbeidsongeschiktheid
schildern, beschreiben
=
beschrijven
ausführlich
=
uitgebreid, uitvoerig
die Polizeidienststelle
=
het politiebureau
das amtliche Kennzeichen, das Nummernschild
=
de kentekenplaat, het nummerbord
das Fahrzeug
=
het voertuig
erforderlich, nötig, notwendig
=
noodzakelijk, nodig
der Beifahrer
=
de bijrijder
der Insasse
=
de inzittende
Nichtzutreffendes streichen. Nichtzutreffendes durchstreichen.
=
Doorhalen wat niet van toepassing is.