NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
B2 Schreiben Online
B2 Schreiben Lektion 5
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
der Urlauber
=
de vakantieganger
zusammenstellen
=
samenstellen
die Erledigungen vor Urlaubsantritt
=
de dingen die voor de vakantie geregeld moeten worden
die Reiseversicherung abschließen
=
de reisverzekering afsluiten
die Fremdwährung organisieren
=
geld in de vreemde munteenheid regelen
der Impfpass
=
het inentingsbewijs
der Urlaubskrankenschein
=
het verzekeringsformulier speciaal voor in het buitenland
das Visum
=
het visum
die Zeitung abbestellen oder umbestellen
=
de krant afbestellen of naar een ander adres laten sturen
verderbliche Lebensmittel aufbrauchen
=
bederfelijke levensmiddelen opmaken
die Hausabholung bestellen
=
hier: het vervoer vanaf je huis regelen
die Leerung des Postkastens veranlassen, die Leerung des Briefkastens veranlassen
=
het legen van de brievenbus regelen
die Haustierbetreuung
=
de zorg voor het huisdier
die Stromspannung im Urlaubsland
=
de stroomspanning in het land waar je op vakantie gaat
elektrische Geräte abdrehen, elektrische Geräte ausschalten
=
elektrische apparaten uitschakelen, elektrische apparaten uitzetten
die Haupthähne abdrehen, die Haupthähne zudrehen
=
de hoofdkranen dichtdraaien
die Wohnungstür absperren, die Wohnungstür zuschließen
=
de woningsdeur op slot doen
während Ihrer Abwesendheit
=
tijdens uw afwezigheid
eine Liste anlegen, eine Liste erstellen
=
een lijst opstellen
der Wertgegenstand
=
het waardevolle voorwerp, het voorwerp van waarde
ersuchen, bitten
=
vragen, verzoeken
vermeiden
=
vermijden
der Angehörige
=
de naaste
die medizinische Vorsorgemaßnahme
=
de medische voorzorgsmaatregel
die etwaige Sicherheitsmaßnahme
=
de mogelijke veiligheidsmaatregel
die Notrufnummer
=
het alarmnummer, het noodnummer
die Notrufzentrale
=
de alarmcentrale
verwahren, aufbewahren, aufheben
=
bewaren
unbeaufsichtigt
=
onbeheerd
die Bankomatkarte
=
hier: de bankpas
Vergewissern Sie sich, dass …
=
Controleer dat …
Bargeld mitführen
=
contant geld bij zich hebben
die Gürteltasche
=
de heuptas
Anzeige erstatten, Strafanzeige erstatten
=
aangifte doen
Hiermit erstatte ich Strafanzeige wegen ...
=
Hierbij doe ik aangifte van …
die Strafanzeige
=
de aangifte
der Strafantrag
=
de vordering tot strafvervolging
die Abschlussfrist
=
hier: de termijn vóór de reis waarbinnen de verzekering mag worden afgesloten
die Entschädigung
=
hier: de vergoeding
die Behandlung
=
de behandeling
die stationäre Behandlung
=
de klinische behandeling
die ambulante Behandlung
=
de ambulante behandeling
das Arzneimittel, die Medizin, das Heilmittel
=
het medicijn, het geneesmiddel
das Verbandmittel
=
het verbandmiddel
die Rettung
=
de redding
die Bergung
=
de berging
der Geltungsbereich der Versicherung
=
het dekkingsgebied van de verzekering
die Versicherungssumme
=
de verzekerde som, het verzekerde bedrag
der Selbstbehalt, die Selbstbeteiligung
=
het eigen risico
die Versicherung leistet …
=
de verzekering vergoedt …
Ich glaube, dass dich die Versicherung interessieren könnte.
=
Ik denk dat je deze verzekering interssant zou kunnen vinden.
das Fahrzeug anfahren
=
tegen het voertuig botsen
das Kennzeichen
=
het kenteken, de kentekenplaat
der Unfallhergang
=
de toedracht van het ongeval
rückwärts
=
achteruit
der Fahrstreifen, die Fahrbahn
=
de rijbaan, de rijstrook
gegenüberliegend
=
tegeonver elkaar liggend, aan de overkant liggend
herausschießen
=
hier: met hoge snelheid ergens uitrijden
Ich wollte gerade …, als …
=
Ik wilde net … toen …
der Zeuge
=
de getuige
beobachten
=
observeren
die Schilderung, die Beschreibung
=
de beschrijving
schildern, beschreiben
=
beschrijven
benachrichtigen
=
op de hoogte brengen
die Personalien aufnehmen
=
de personalia noteren
Fotos anfertigen, Fotos machen
=
foto's maken
einreichen
=
indienen, aanleveren
die geschädigte Person, der Geschädigte
=
de gedupeerde
die Behörde
=
de overheidsinstelling
das Verhältnis
=
de relatie, de verhouding
in Ihren Diensten stehen
=
bij u in dienst zijn
der gemeinsame Haushalt
=
de gezamenlijke huishouding
den Schaden verursachen
=
de schade veroorzaken
den Schaden verschulden
=
schuldig zijn aan de schade, schuld zijn van de schade
ein Strafverfahren einleiten
=
de strafzaak openen
eine Verwarnung aussprechen
=
een waarschuwing uitspreken
der Bevollmächtigde
=
de gemachtigde
Ansprüche erheben, Ansprüche geltend machen
=
aanspraak maken
die Hauptstraße
=
de voorrangsweg
die Nebenstraße
=
de secundaire weg
bestehlen
=
iets stelen van
der Diebstahl
=
de diefstal
der Betrug
=
de oplichting
die Straftat, das Delikt
=
het strafbaar feit, het delict
der Tatort
=
de plaats van het delict
die Tatzeit
=
het tijdstip van het delict
zuständig
=
verantwoordelijk
die Örtlichkeit, der Ort
=
de plaats
der Vorwurf
=
het verwijt
der vorgesehene Platz
=
hier: de ervoor bestemde ruimte
eintragen, ausfüllen
=
invullen
sich vorbehalten
=
zich voorbehouden
der Ausgang des Verfahrens
=
de afloop van de zaak
jemanden unterrichten
=
iemand in kennis stellen
teilweise, teils, zum Teil
=
voor een deel, deels