Wie war dein Wochenende? Schön./ Gut./ Ruhig./ Anstrengend. Was hast du am Wochenende gemacht?
Wie war's? Ich habe morgens lange geschlafen. Ich habe abends gefeiert.
Ich war auf einer Geburtstagsfeier. Wir haben einen anstrengenden Ausflug gemacht. Übers Wochenende war ich immer unterwegs.
Wie war dein Urlaub? Wo bist du hingegangen? Wie lange bist du in den Ferien gewesen?
Was hast du tagsüber gemacht? Was hast du abends gemacht? Ich habe einen Strandspaziergang gemacht.
Ich bin nach Griechenland in die Ferien gefahren. Ich habe geschwommen / Städte besucht. Das Wetter war heiß / kalt.
Wirklich toll. Ich habe mich gut amüsiert. wirklich toll Also echt!
überhaupt nicht also wirklich Doch, natürlich!
Aber, hör mal! natürlich übrigens
Wat heb je in het weekend gedaan? Mooi./ Goed./ Rustig./ Vermoeiend. Hoe was jouw weekend?
Ik heb 's avonds gefeest. Ik heb 's ochtends lang geslapen. Hoe was het?
Gedurende het weekend was ik op stap. We hebben een vermoeiend uitstapje gemaakt. Ik was op een verjaardagsfeestje.
Hoe lang ben je op vakantie geweest? Waar ben je naar toe gegaan? Hoe was je vakantie?
Ik heb een strandwandeling gemaakt. Wat heb je 's avonds gedaan? Wat heb je overdag gedaan?
Het weer was warm / koud. Ik heb gezwommen / steden bezocht. Ik ben naar Griekenland op vakantie geweest.
Echt waar! echt geweldig Echt geweldig. Ik heb me goed geamuseerd.
Jawel, zeker! maar echt helemaal niet
overigens natuurlijk Maar, luister eens!
unheimlich die Insel Hier ist der Teufel los!
unglaubliche die Bergwanderung ewig
klettern drauβen versprechen
längst die Jugendliteratur Erzähl doch mal.
Wir haben alles zu Fuß gemacht. Ich bin mit Freunden in Amsterdam gewesen. In der Altstadt gibt es viele schöne Geschäfte und ein Kino.
Du kannst den Hafen mit den wunderschönen Schiffen besichtigen. Im Zentrum gibt es viele alte Gebäude und Grachten. Es gibt hier viele Diskotheken und dufte Clubs.
Ich möchte gerne mit dem Rundfahrtboot über die Grachten fahren. Das gibt es hier alles zu sehen. Am schönsten finde ich das alte Theater.
Am Wochenende ist hier ein tolles Musikfestival. Ich möchte dich gern einladen. Ich möchte Sie gern einladen.
Darf ich dich zum Essen einladen? Darf ich Sie zu meiner Geburtstagsfeier einladen? Danke, ich komme gern.
Er is een gekkenboel hier! het eiland akelijk
eeuwig de bergwandeling ongelofelig
beloven buiten klimmen
Vertel eens. de jeugdliteratuur allang
In de oude binnenstad zijn veel mooie winkels en een bioscoop. Ik ben met vrienden in Amsterdam geweest. We hebben alles te voet gedaan.
Er zijn hier veel discotheken en hippe clubs. In het centrum zijn veel oude gebouwen en grachten. Je kunt de haven bekijken met de prachtige schepen.
Het leukste vind ik het oude theater. Dat is hier allemaal te zien. Ik wil graag een tochtje met de rondvaartboot op de grachten maken.
Ik wil u uitnodigen. Ik wil jou uitnodigen. Dit weekend is hier een te gek muziekfestival.
Bedankt, ik kom graag. Mag ik u voor mijn verjaardagsfeest uitnodigen? Mag ik jou voor het eten uitnodigen?
Danke, ich gehe gern mit. Ja, gern. Nein, danke.
Es tut mir Leid, aber ich habe schon etwas Anderes vor. Das ist ein indonesisches Restaurant. Mögen Sie scharfes Essen?
Ja am liebsten esse ich griechisch. Ich kann Ihnen ein paar Tipps geben. Könnten Sie mir noch ein paar Tipps geben?
Amsterdam hat viel zu bieten. Wo kann ich am besten hin. Warten Sie, ich habe hier einen Stadtplan dabei.
Können Sie mir das darauf zeigen. Sie können zu Fuß zum Leidseplein laufen. Ist gut, vielen Dank schon mal.
Nee, bedankt. Ja, graag. Bedankt, ik ga graag mee.
Houd u van heet eten? Dat is een indonesisch restaurant. Het spijt me, maar ik heb al een andere afspraak.
Zou u mij nog een paar tips kunnen geven? Ik kan u een paar tips geven. Ja het liefst eet ik Grieks.
Wacht u even, ik heb een plattegrond bij me. Waar kan ik het best heen gaan? Amsterdam heeft veel te bieden.
Is goed, alvast bedankt. U kunt ter voet naar het Leidseplein gaan. Kunt u mij dat laten zien?