besondere Kennzeichen die Locken glattes Haar
die Stupsnase der Pferdeschwanz die Abteilung
abgesehen von das Faulenzen der Spaziergang
die Beschäftigung Wie erkennen wir Sie? Wo haben Sie vorher gearbeitet?
Was tun Sie am liebsten? Ich empfehle Ihnen dieses Produkt. Wozu raten Sie mir?
Was würden Sie empfehlen? Können Sie das empfehlen? An Ihrer Stelle würde ich das nehmen.
Ich würde diese Lösung bevorzugen. Was gefällt Ihnen besser? Wäre es nicht besser ...?
Welchen Vorschlag ziehen Sie vor? Das erscheint mir nicht wünschenswert. Sie sollten sich ein bisschen ausruhen.
etwas beibringen deswegen die Ausstrahlung
stijl haar de krullen speciale kennmerken
de afdeling de paardenstaart de wipneus
gaan wandelen het geluier afgezien van
Waar heeft u vroeger gewerkt? Hoe herkennen wij u? de bezigheid
Wat raadt u mij aan? Ik beveel u dit product aan. Wat doet u het liefst?
In uw plaats zou ik dat nemen. Kunt u dat aanbevelen? Wat zou u aanbevelen?
Zou het niet beter zijn ...? Wat bevalt u beter? Ik zou de voorkeur aan deze oplossing geven.
U zou een beetje moeten rusten. Dat lijkt me niet wenselijk. Aan welk voorstel geeft u de voorkeur?
de uitstraling derhalve aanleren
dunkelbraun hellgelb das Leder
die Wand die Tischdecke Hat es Ihnen geschmeckt?
Was haben Sie sich immer gewünscht? Waren Sie schon mal in Italien? Sehen Sie Ihre Verwandten noch oft?
Wieso heißt das Restaurant "Lucca"? Ich war schon mal in der Toskana. Vor fünfzehn Jahren.
Wir fahren so oft wie möglich dorthin. Das hat mir meine Mutter beigebracht. Ich wollte immer mein eigenes Restaurant haben.
Ich schlage vor, dass ... Meiner Meinung nach ... Damit bin ich einverstanden.
Da muss ich widersprechen. Ich stimme Ihnen zu. Das lehne ich ab.
Das finde ich auch / nicht. Das ist ein guter Kompromiss. die Mühe
die Art und Weise sich trauen unnötig
het leer lichtgeel donkerbruin
Heeft het u gesmaakt? het tafelkleed de muur
Heeft u daar nog familie? Bent u al in Italië geweest? Wat heeft u altijd gewenst?
Fijfteen jaar geleden. Ik was al een keer in de Toscane. Waarom heet u restaurant "Lucca"?
Ik wilde altijd mijn eigen restaurant hebben. Dat heeft me mijn moeder aangeleerd. Wij gaan zo vaak mogelijk ernaartoe.
Ik ben het daarmee eens. Volgens mij ... Ik stel voor dat ...
Dat wijs ik af. Ik stem met u in. Daar moet ik tegenspreken.
de moeite Dat is een goed compromis. Dat vind ik ook / niet.
onnodig durven de manier
aufschieben erledigen
afmaken uitstellen