Duits : Nederlands
der Schmerz = de pijn
Wie fühlen Sie sich? = Hoe gat het met u?
sich aufregen = sich druk maken
Ich habe viel zu tun. = Ik heb het druk.
Wie ist das denn passiert? = Hoe is dat gebeurd?
Das ist mir noch nie passiert. = Dat is mij nog nooit overkomen.
ein Bein brechen = een been breken
derMeniskus = de meniscus
auf jeden Fall = in alle gevallen
Das ist doch selbstverständlich. = Dat spreekt toch vanzelf
die Eröffnung = de opening
eine Menge zu tun haben = het druk hebben
die Feuerwehr = de brandweer
in Ordnung kommen = voor elkaar komen
Er hat es mir versprochen. = Hij heeft het beloofd.
Da müssen Sie dran bleiben. = Daar moet u achteraan lopen.
Er ist anscheinend beleidigt. = Hij is blijkbaar gepikeerd.
etwas außergewöhnliches = iets buitengewoons
ausländische Gäste = buitenlandse gasten
die Veranstaltung = het evenement
Ich verstehe das nicht. = Ik snap het niet.
gehen Sie einfach noch mal bei ihm vorbei! = Gaat u toch even bij hem langs!
in Frage kommen = in aanmerking komen
Verstanden? = Duidelijk?
Ich halte Sie auf dem Laufenden. = Ikm houd u op de hoogte.
Sie brauchen sich keine Sorgen zu machen. = U hoeft geen zorgen te maken.
die Floskel = de frase
der Zustand = de toestand
zerstreuen = afleiden
die Unterstützung = de ondersteuning
die Wange = de wang
der Picknickkorb = de picknickmand
die Alm = de bergweide
inmitten = ten midden van
der Charme = de charme
störrisch = koppig
leuchtend = schitterend
die Idylle = de idylle
das Paradies = het paradijs
das Klischee = het cliché
die Werbung = de reclame
das Fremdenverkehrsamt = de v.v.v.
die typische Vorstellung = typische denkbeelden
in aller Regel = doorgaans
gastfreundlich = gastvrij
barsch = nors
feurig = vurig
eine erprobte Strategie = een beproefde strategie
der Massentourismus = het massatourisme
erläutern = toelichten
die Flucht = de vlucht
der Alltag = de sleur
das Gegenteil = het tegendeel
heile Welt = de intacte wereld
insofern = voorzover
die Umweltzerstörung = het milieubederf
ausblenden = laten verdwijnen
auftrumpfen = opscheppen
der Protagonist = de voorvechter
stellvertretend = waarnemend
der Weltenbummler = de globetrotter
die Sehnsucht = het verlangen
die Abkehr von = de afval van
die Wiedererkennung = de hererkenning
die Oberfläche = het oppervlak
das Verständnis = het begrip
eine löbliche Absicht = een loffelijk voornemen
erfüllen = voldoen aan
Er ist wie vom Erdboden verschwunden. = Hij is tussen de kaai en het schip verloren gegaan.
vom ersten Moment an = vanaf het eerste moment
das klingt bescheuert = dat klingt idioot
etwas übel nehmen = kwalijk nemen
die Belegschaft = het personeel
der Schulschwänzer = de spijbelaar
renommiert = befaamd
etwas an den Mann bringen = aan die man brengen
vielfältig = divers
keine Ahnung haben = geen benul hebben
begeistert = enthusiast
die Gehirnwäsche = de hersenspoeling
Stell dich nicht so an! = Komaan!
auf etwas einspielen = inspelen
weltweit = wereldwijd
kapieren = snappen
gönnen = gunnen
andeuten = aanduiden
eifersüchtig = jaloers
fleiβig = ijverig
täuschen = misleiden