Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • aufregend = opwindend
  • ausgehen = uitgaan
  • begründen = beargumenteren
  • bis = tot
  • einmal, zweimal, dreimal, viermal = een keer, twee keer, drie keer, vier keer
  • erklären = uitleggen
  • faul = lui
  • fleißig = vlijtig, ijverig
  • die Flöte = de fluit
  • die Geige = de viool
  • die Gitarre = de gitaar
  • hoffen = hopen
  • das Klavier = de piano
  • manchmal = soms
  • meistens = meestal
  • mindestens = minstens
  • nennen = noemen
  • das Schlagzeug = het drumstel
  • schrecklich = verschrikkelijk
  • der Spaß = het plezier
  • Es macht Spaß. = Het is leuk.
  • stattfinden = plaatsvinden
  • täglich = dagelijks
  • teilnehmen = deelnemen
  • üben = oefenen
  • überall = Overal
  • der Unterricht = het onderwijs, de lessen
  • der Verein = de vereniging
  • die Vereine = de verenigingen
  • wahrscheinlich = waarschijnlijk
  • wenn = als, indien
  • der Wettbewerb = de wedstrijd
  • die Wettbewerbe = de wedstrijden
  • wiederholen = herhalen
  • der Witz = de grap, het mopje
  • die Witze = de grappen, de mopjes
  • witzig = grappig
  • pro Woche = per week
  • das Abitur = het vwo-eindexamen
  • die Abschlussprüfung = het havo-eindexamen
  • die Bitte = het verzoek
  • der Bleistift = het potlood
  • die Bleistifte = de potloden
  • das Etui = het etui
  • das Fach = het vak
  • die Fächer = de vakken
  • die Ferien = de (school)vakantie
  • das Heft = het schrift
  • die Hefte = de schriften
  • helfen = helpen
  • die Hilfe = de hulp
  • holen = halen
  • der Kugelschreiber = de balpen
  • die Kugelschreiber = de balpennen
  • leihen = lenen
  • mal = eens, even, keer
  • mitnehmen = meenemen
  • natürlich = natuurlijk
  • die Note = het cijfer
  • die Noten = de cijfers
  • die Pause = de pauze
  • schade = jammer
  • der Stundenplan = het rooster
  • der Zettel = het blaadje
  • die Zettel = de blaadjes
  • das Zeugnis = het rapport
  • Biologie = biologie
  • Chemie = scheikunde
  • Deutsch = Duits
  • Englisch = Engels
  • Erdkunde = aardrijkskunde
  • Französisch = Frans
  • Geschichte = geschiedenis
  • Griechisch = Grieks
  • Kunst = tekenen
  • Latein = Latijn
  • Mathematik, Mathe = wiskunde
  • Musik = muziek
  • Niederländisch = Nederlands
  • Physik = natuurkunde
  • Religion = godsdienst
  • Sport = gym
  • Wirtschaftslehre = economie