Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • aufräumen = opruimen
  • böse = boos
  • darum = daarom
  • das Ding = het ding
  • Das ist egal. = Het maakt niet uit.
  • sich entschuldigen = zich verontschuldigen
  • Ich entschuldige mich dafür. = Mijn verontschuldigingen daarvoor.
  • fallen = vallen
  • fast = bijna
  • fehlen = ontbreken
  • das Geschenk = het cadeau
  • die Geschenke = de cadeaus
  • gültig = geldig
  • hoffentlich = hopelijk
  • jetzt = nu
  • kaputt = kapot
  • Das tut mir leid. = Het spijt me.
  • nervös = zenuwachtig
  • nett = aardig
  • passieren = gebeuren
  • Was ist passiert? = Wat is er gebeurd?
  • plötzlich = plotseling
  • das Problem = het probleem
  • die Probleme = de problemen
  • die Rechnung = de rekening
  • die Rechnungen = de rekeningen
  • der Rucksack = de rugzak
  • toll = leuk
  • vorsichtig = voorzichtig
  • weil = omdat
  • wirklich = werkelijk
  • zeigen = laten zien