Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • Was fehlt dir? = Wat is er met je aan de hand?
  • Ich habe Kopfschmerzen. = Ik heb hoofdpijn.
  • eine Gehirnerschütterung = een hersenschudding
  • mein Hausarzt = mijn huisdokter
  • Der Arm ist gebrochen. = De arm is gebroken.
  • Zahnschmerzen = kiespijn
  • die Zahnarzt = de tandarts
  • Entschuldigung! = Pardon! / Sorry! / Pardon, sorry!
  • ins Krankenhaus = naar het ziekenhuis
  • im Krankenhaus = in het ziekenhuis
  • sofort = meteen
  • unterhalb vom Knie = net onder de knie
  • Sie haben ihn operiert. = Zij hebben hem geopereerd.
  • Er bekommt einen Gips. = Hij krijgt gips.
  • erfasst = gegrepen
  • die Beschwerde = de klacht
  • das Medikament = het medicijn
  • der Termin = de afspraak
  • die Grippe = de griep
  • das Fieber = de koorts
  • Mir ist schlecht. = Ik ben misselijk.
  • jedenfalls = in elk geval
  • Ich brauche = Ik heb nodig
  • Ich brauche… = Ik heb nodig…
  • verstaucht = verstuikt
  • gequetscht = gekneusd
  • die Krankheit = de ziekte
  • die Wunde = de wond
  • das Pflaster = de pleister
  • die Muskeln = de spieren