(to) afford |
bargain
This bag is really cheap. It's a bargain. |
merchant
A merchant sells his goods at the market. |
purse
I never have any money in my purse. I'm always broke. |
worth
My uncle's villa is worth two million pounds. |
marktkoopman
Een marktkoopman verkoopt zijn goederen op de markt. |
koopje
Deze tas is echt goedkoop. Het is een koopje. |
zich veroorloven |
waard
De villa van mijn oom is twee miljoen pond waard. |
portemonnee
Ik heb nooit geld in mijn portemonnee. Ik ben altijd blut. |