NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
De Uitgeversgroep
Duits A1
A1 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
DUI 0 Hoofdstuk 7
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
die Speisekarte
=
de menukaart
Haben Sie schon gewählt?
=
Heeft u een keuze gemaakt?
der Fruchsaft
=
het vruchtensap
der Apfelsaft
=
de appelsap
der Orangensaft
=
de sinaasappelsap / jus d'orange
der Himbeersaft
=
het frambozensap
der Waldbeersaft
=
het bosbessensap
der Grapefruitsaft
=
het grapefruitsap
das Mineralwasser / das Sprudelwasser
=
het mineraalwater / spa rood
der Weißwein
=
de witte wijn
der Rotwein
=
de rode wijn
das Bier / ein Glas Bier
=
het bier / een glas bier
eine Dose 7-Up
=
een blikje 7-Up
ein Kännchen / eine Tasse Kaffee / Tee
=
een kannetje / kopje koffie / thee
ein Glas Milch
=
een glas melk
ein Becher Kakao
=
een beker chocolademelk
der Trinkhalm
=
het rietje
die Hühnersuppe
=
de kippensoep
die Zwiebelsuppe
=
de uiensoep
die Gulaschsuppe
=
de goulashsoep
die Tomatensuppe
=
de tomatensoep
die Nudelsuppe
=
de vermicellisoep
die Erbsensuppe
=
de erwtensoep
die Gemüsesuppe
=
de groentesoep
die Pilzsuppe
=
de champignonsoep
die Kartoffeln
=
de aardappels
die Rosmarinkartoffeln
=
de rozemarijnaardappels
die Pommes
=
de friet
die Nudeln
=
de deegwaren (zoals spaghetti, macaroni)
die Seezunge
=
de zeetong
der Hamburger
=
de hamburger
das Schnitzel
=
de schnitzel
die Bockwurst
=
de bockworst
die Currywurst
=
soort grillworst van varkensvlees met pittige currysaus
der Kalbsbraten / der Schweinebraten
=
het gebraden kalfsvlees / het gebraden varkensvlees
die Scholle
=
de schol
der Lachs
=
de zalm
der Hering
=
de haring
die Garnelen
=
de garnalen
die Muscheln
=
de mosselen
das Rindfleisch
=
het rundvlees
das Schweinefleisch
=
het varkensvlees
das Lammkotelett
=
de lamskotelet
das Hackfleisch
=
het gehakt
das Huhn
=
de kip
der Truthahn / die Puten
=
de kalkoen
das Gemüse
=
de groenten
der gemischte Salat
=
de gemengde salade
der Salatteller
=
het bord sla
die Möhren/ die Karotten
=
de worteltjes
die Erbsen
=
de erwtjes
der Spinat
=
de spinazie
die Bohnen
=
de boontjes
die braunen Bohnen
=
de bruine bonen
der Kartoffelsalat
=
de aardappelsalade
der Tomatensalat
=
de tomatensalade
der Spargel
=
de asperge
der Blumenkohl
=
de bloemkool
die Salatgurke
=
de komkommer
die Gurke
=
de augurk
die Zwiebeln
=
de uien
der Zaziki
=
de zaziki (soort komkommersalade)
Wollen wir hier etwas essen?
=
Zullen we hier iets eten?
Ich habe Hunger / ich habe Durst.
=
Ik heb honger / ik heb dorst.
der Obstkuchen
=
de fruittaart / fruitvlaai
der Apfelmus
=
de appelmoes
der Pfannkuchen
=
de pannenkoek
der Eisbecher
=
de ijscoupe
Eis mit (Schlag)sahne
=
ijs met slagroom
der Apfelstrudel mit Eis
=
appelstrudel met ijs
die Waffeln mit Kirschen
=
de wafels met kersen
Hat es Ihnen geschmeckt?
=
Heeft het u gesmaakt?
Ja, danke, es war sehr gut / ausgezeichnet.
=
Ja, bedankt, het was erg goed / uitstekend.
Herr Ober, bitte zahlen / zahlen, bitte.
=
Ober, ik wil betalen.
Herr Ober, ich möchte zahlen.
=
Hoeveel kost dat?
Wie viel kostet das? / Das macht…
=
Dat kost…
Ich möchte bar zahlen.
=
Ik wil contant betalen.
Ich möchte mit EC-Karte zahlen.
=
Ik wil pinnen.
Geld abheben
=
Geld pinnen (bankautomaat)
Das ist insgesamt / zusammen…
=
Dat is samen…
der Löffel, die Gabel, das Messer, der Teller
=
de lepel, de vork, het mes, het bord
das Besteck
=
het bestek
Hier fehlt eine Gabel.
=
Er ontbreekt een vork.
Ich bringe sie sofort.
=
Ik breng ze meteen.
Das Essen ist kalt / zu salzig.
=
Het eten is koud / te zout.
Der Teller ist heiB.
=
Het bord is heet.
das Frühstück / frühstücken
=
het ontbijt / ontbijten
das gekochte Ei (weich oder hart)
=
het gekookt ei (zacht of hard)
das Spiegelei mit Speck oder Schinken
=
het spiegelei met spek of ham
das Rührei
=
het roerei
das Brot
=
het brood
das Vollkornbrot
=
het volkorenbrood
das Bauernbrot
=
het boerenbrood
das Roggenbrot
=
het roggenbrood
das Sonnenblumkernbrot
=
het brood met zonnebloempitten
das Kürbiskernbrot
=
het brood met pompoenpitten
das Mohnbrötchen
=
het maanzaadbroodje
das Sesambrötchen
=
het sesamzaadbroodje
das Kaiserbrötchen
=
het keizerbroodje
der Schinken-Käse Semmel
=
het ham - kaas broodje
eine Scheibe Brot
=
een snee brood
der Käse
=
de kaas
der Schinken
=
de ham
der Fleischaufschnitt
=
het gesneden vlees (verschillende soorten)
die gemischte Wurst- und Käseplatte
=
de schaal met verschillende soorten vleeswaren en kaas
der Speck
=
de spek
der Räucherlachs
=
de gerookte zalm
die Putenwurst
=
de kalkoenfilet
die Marmelade / die Konfitüre
=
de jam
das Croissant
=
de croissant
das Stangenbrot/die Baguette
=
het stokbrood
das Knoblauchbrot
=
het knoflookbrood
der Honigkuchen
=
de ontbijtkoek
der Zwieback
=
het beschuit
die Butter
=
de boter
die Buttermilch
=
de karnemelk
die Erdnussbutter
=
de pindakaas
die Schüssel
=
de schaal / het kommetje
aufpassen
=
opletten
Passen Sie auf!
=
Let op!
die Erdbeere
=
de aardbei
die Himbeere
=
de framboos
der Apfel
=
de appel
die Birne
=
de peer
die Ananas
=
de ananas
die Orange/Apfelsine
=
de sinaasappel