NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
De Uitgeversgroep
Sander
Basisschool - Leerjaar 10 - Deel 1980 - 7e editie
Hoofdstuk 3.0 - Kennismaken
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
die Personenzahl
=
het aantal personen
der Nachname
=
de achternaam
die Adresse
=
het adres
der Kugelschreiber
=
de balpen
wichtig
=
belangrijk
unwichtig
=
onbelangrijk
berufstätig sein
=
beroep uitoefenen, een
der Bruder
=
de broer
die Geschwister
=
de broers en zussen
der Familienstand
=
de burgerlijke stand
ein Doppelzimmer reservieren
=
een tweepersoonskamer reserveren
eigentlich
=
eigenlijk
das Geburtsdatum
=
de geboortedatum
der Geburtsort
=
de geboorteplaats
das Gespräch
=
het gesprek
verheiratet
=
getrouwd
wiederholen
=
herhalen
den Anmeldeschein ausfüllen
=
het aanmeldingsformulier invullen
heißen
=
heten
wie
=
hoe
wie viel
=
hoeveel
Hotel das
=
hotel, het
die Hotels
=
de hotels
die Hausnummer
=
het huisnummer
die Auskünfte
=
de informatie
Einkäufe machen
=
inkopen doen
gleichfalls
=
insgelijks
deine Mutter
=
jouw moeder
die Zimmernummer
=
het kamernummer
die Kassiererin
=
de kassière
das Land
=
het land
die Milch
=
de melk
Herr / Frau
=
meneer / mevrouw
die Handynummer
=
het mobiele nummer
das Handy
=
het mobieltje
der Name
=
de naam
die Nationalität / die Staatsangehörigkeit
=
de nationaliteit
nicht verheiratet / unverheiratet
=
niet getrouwd
Österreich
=
Oostenrijk
am 12. (zwölften) April
=
op 12 april
am 24. (vierundzwanzigsten) März
=
op 24 maart
die Betreuerin
=
de oppas
alt
=
oud
Reiten
=
paardrijden
Tanzen
=
dansen
Schwimmen
=
zwemmen
die Person
=
de persoon
die Postleitzahl
=
de postcode
der Freizeitpark
=
het pretpark
einkaufen
=
shoppen
Entschuldigung!
=
Sorry!
der Stellplatz
=
de staanplaats
der Zucker
=
de suiker
die Telefonnummer
=
het telefoonnummer
Tennis spielen
=
tennissen
Rad fahren
=
fietsen
lesen
=
lezen
bis
=
tot
bis einschließlich
=
tot en met
Tschüss!
=
Tot ziens!
die Zwillinge
=
de tweelingen
ausgezeichnet
=
uitstekend
heute
=
vandaag
Fußball spielen
=
voetballen
Ski fahren
=
skiën
der Erwachsene
=
de volwassene
der Vorname
=
de voornaam
ledig
=
vrijgezel
woher
=
waar vandaan
wo
=
TRUE
wann
=
wanneer
welche
=
welke
wer
=
wie
wohnen
=
wonen
der Wohnort
=
de woonplaats
die Schwester
=
de zus