NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
De Uitgeversgroep
Sander
Basisschool - Leerjaar 10 - Deel 1980 - 7e editie
Hoofdstuk 4.0 - Telefoneren
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Berlin
=
Berlijn
der Reiseveranstalter
=
de touroperator
das Reisebüro
=
het reisbureau
nächste Woche
=
de volgende week
den ganzen Tag
=
de hele dag
einen Augenblick, bitte
=
een ogenblik, a.u.b.
ein Telefongespräch anmelden
=
een telefoongesprek aanmelden
eigentlich
=
eigenlijk
Frankreich
=
Frankrijk
leider
=
helaas
Wie heißt du?
=
Hoe heet je?
Ich stelle durch. / Ich verbinde.
=
Ik verbind u door.
einverstanden
=
in orde, oké
Ja, ein bisschen
=
Ja, een beetje
schade
=
jammer
Frau / Herr
=
Mevrouw / Meneer
Augenblick, der / ein
=
ogenblik, de / het
im Moment, zur Zeit
=
op het moment
An welchem Tag?
=
Op welke dag?
organisieren
=
organiseren
es tut mir leid
=
sorry / helaas
Sprechen Sie Deutsch?
=
Spreekt u Duits?
telefonieren
=
telefoneren
auf Wiederhören
=
tot ziens (aan de telefoon)
trainieren
=
trainen
Tschechien
=
Tsjechië
Türkei, die
=
Turkije
Sie sprechen mit ……
=
U spreekt met …
Ihr Gespräch aus Deutschland, bitte.
=
Uw gesprek uit Duitsland.
Wo wohnst du?
=
Waar woon je?
Welche Nummer?
=
Welk nummer?
Wie ist Ihre Telefonnummer?
=
Wat is uw nummer?
Wien
=
Wenen
der Arbeitsplatz
=
de werkplek
Wer ist das?
=
Wie is dat?
sie wohnt
=
ze woont
sie lebt
=
ze leeft
Schweden
=
Zweden