NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
A2 - Deel A2
Hoofdstuk 5 - Die Touristeninformation, Seite 86 - die Wörter 1- 50
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
das Praktikum
=
de stage
die Praktikumsstelle
=
de stageplaats
der Praktikantenbetreuer
=
de stagebegeleider
das Fach
=
het vak
die Fremdsprache
=
de vreemde taal
Englisch
=
Engels
Deutsch
=
Duits
Französisch
=
Frans
Spanisch
=
Spaans
die Muttersprache
=
de moedertaal
Niederländisch
=
Nederlands
der Tourismus
=
toerisme
die Geographie
=
aardrijkskunde
die Betriebswirtschaft
=
bedrijfseconomie
die Touristeninformation
=
de VVV
das Verkehrsamt
=
het VVV-kantoor
der Tourist
=
de toerist
die Stadt
=
de stad
das Dorf
=
het dorp
die Sehenswürdigkeit
=
de bezienswaardigheid
es gibt
=
er zijn
der Prospekt
=
de prospectus
besichtigen
=
bezichtigen
die Besichtigung
=
de bezichtiging
gehen zu
=
gaan, lopen naar
zu Fuß
=
te voet
die Gehminuten
=
... minuten te voet
die Altstadt
=
het oude stadscentrum
die Innenstadt
=
de binnenstad
der Stadtplan
=
de plattegrond v.d. stad
die Stadtführung
=
de stadswandeling
eine Führung machen
=
een rondleiding doen
die Stadtrundfahrt
=
een stadsrondrit
das Zentrum
=
het centrum
der Stadtpark
=
het stadspark
der Garten
=
de tuin
das Rathaus
=
het stadshuis
der Marktplatz
=
het marktplein
die Kirche
=
de kerk
der Turm
=
de toren
das Schloss
=
het kasteel
die Burg
=
de burcht
die Festung
=
de vesting
die Ruine
=
de ruïne
das Kloster
=
het klooster
die Kapelle
=
de kapel
gebaut im Jahre ...
=
gebouwd in het jaar ...
das Jahrhundert
=
de eeuw
das Museum
=
het museum
die Kunst
=
de kunst
die Kultur
=
de cultuur
die Ausstellung
=
de tentoonstelling
die Galerie
=
de galerij
das Gemälde
=
het schilderij
das Bild
=
het portret, schilderij
der Maler
=
de schilder
fotografieren
=
fotograferen
ein Foto machen
=
een foto maken
das Foto
=
de foto
die Kamera
=
het foto-toestel
die Filmkamera
=
de videocamera
die Richtung
=
de richting
liegen in
=
liggen in
nah
=
in de buurt van
der Norden
=
het noorden
nördlich von
=
noordelijk van
der Süden
=
het zuiden
der Osten
=
het oosten
östlich von
=
oostelijk van
der Westen
=
het westen
im Norden
=
in het noorden
abbiegen
=
afslaan
über
=
via
am schnellsten
=
het snelst
am besten
=
het best
die Veranstaltung
=
het evenement
stattfinden
=
plaats vinden
besuchen
=
bezoeken
das Programm
=
het programma
die Öffnungszeit
=
de openingstijd
geöffnet von ... bis ...
=
geopend van ... tot ...
geschlossen sein
=
gesloten zijn
das Theater
=
het theater
die Vorstellung
=
de voorstelling
spielen
=
spelen
das Festival
=
het festival
das Konzert
=
het concert
die Popmusik
=
de popmuziek
der Musiker
=
de muzikant
das Orchester
=
het orkest
der Sänger
=
de zanger
Musik hören
=
naar muziek luisteren
modern
=
modern
klassisch
=
klassiek
die Abendkasse
=
de avondkassa
der Eintritt
=
de entree
frei
=
gratis
die Eintrittskarte
=
het entreekaartje
der Erwachsene
=
de volwassene
das Kind
=
het kind
das Ticket
=
het kaartje
abholen
=
afhalen
bestellen
=
bestellen
reservieren
=
reserveren
die Pause
=
de pauze
der Stehplatz
=
de staanplaats
der Sitzplatz
=
de zitplaats
die Reihe
=
de rij
vorne
=
vooraan
in der Mitte
=
in het midden
hinten
=
achteraan
ausverkauft
=
uitverkocht
das Kino
=
de bioscoop
der Film
=
de film
der Eingang
=
de ingang
die Garderobe
=
de garderobe
sich anschauen
=
kijken naar
der Star
=
de ster
die Freizeit
=
de vrije tijd
ausgehen
=
uitgaan
die Disko
=
de disco
das Geschäft
=
de zaak
das Modegeschäft
=
de modezaak
shoppen
=
winkelen
einkaufen
=
inkopen doen
das Wochenende
=
het weekend
der Feiertag
=
de feestdag
Ostern
=
Pasen
Weihnachten
=
Kerstmis
der Ausflug
=
het uitstapje
die Fahrt
=
de rit
der Zoo
=
de dierentuin
der Treffpunkt
=
het verzamelpunt
die Sportveranstaltung
=
het sportevenement
das Spiel
=
het spel
der Sportplatz
=
het sportterrein
die Sporthalle
=
de sporthal
das Fußballspiel
=
het voetbalspel
das Stadion
=
het stadion
der Verein
=
de vereniging
der Klub
=
de club
das Schwimmbad
=
het zwembad
schlafen
=
slapen
das Hotel
=
het hotel
das Zwei-Sterne-Hotel
=
het twee-sterren hotel
die Pension
=
het pension
die Jugendherberge
=
de jeugdherberg
der Bungalowpark
=
het bungalowpark
der Campingplatz
=
de camping