NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
A2 - Deel A2
Hoofdstuk 6 - Die Unterkunft - der Bungalowpark, Seite 127 - alle Wörter ->
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
der Bungalowpark
=
het bungalowpark
der Bungalow
=
de bungalow
der Sechspersonen-Bungalow
=
de zespersoonsbungalow
das Ferienhaus
=
het vakantiehuisje
das Vierpersonen-Ferienhaus
=
het vierpersoonsvakantiehuisje
die Ferienwohnung
=
de vakantiewoning
der Schlüssel
=
de sleutel
der Erwachsene
=
de volwassene
das Kind
=
het kind
die Zeit
=
de tijd
die Saison
=
het seizoen
das Datum
=
de datum
die Ferien
=
de vakantie
Ferien machen
=
vakantie vieren
Ferien haben
=
vakantie hebben
die Schulferien
=
de schoolvakantie
das Wochenende
=
het weekend
die Wochenmitte
=
de midweek
Typ A
=
type A
das Wohnzimmer
=
de woonkamer
einrichten
=
inrichten
das Radio
=
de radio (toestel)
der Fernseher
=
de televisie (toestel)
einschalten
=
aanzetten
ausschalten
=
uitzetten
das Möbel
=
het meubel
die Lampe
=
de lamp
der Teppich
=
het tapijt
der Boden
=
de grond
der Sessel
=
de fauteuil
das Sofa
=
de sofa
die Couch
=
de zitbank
der Tisch
=
de tafel
der Stuhl
=
de stoel
der Kamin
=
de open haard
die Essecke
=
de eethoek
das Schlafzimmer
=
de slaapkamer
das Einzelbett
=
het eenpersoonsbed
Einzelbetten einzeln stehend
=
eenpersoonsbedden apart
Einzelbetten neben einander
=
eenpersoonsbedden naast elkaar
das Doppelbett
=
het tweepersoonsbed
der Kleiderschrank
=
de kleerkast
das Kissen
=
het kussen
das Betttuch
=
het laken
die Bettwäsche
=
het beddengoed
das Kinderzimmer
=
de kinderkamer
das Kinderbett
=
het kinderbed
das Etagenbett
=
het stapelbed
die Küche
=
de keuken
komplett eingerichtet
=
volledig ingericht
das Spülbecken
=
de afwasbak
der Gasherd
=
het gasfornuis
der Elektroherd
=
het elektrisch fornuis
der Backofen
=
de (bak)oven
die Kaffeemaschine
=
het koffiezetapparaat
die Mikrowelle
=
de magnetron
der Kühlschrank
=
de koelkast
das Geschirr
=
het bestek
das Badezimmer
=
de badkamer
das Bad
=
het bad
die Dusche
=
de douche
das Waschbecken
=
de wastafel
das Doppelwaschbecken
=
de dubbele wastafel
die Toilette
=
het toilet
das Handtuch
=
de handdoek
das WC
=
de WC
das separate WC
=
de afzonderlijke WC
die Terrasse
=
het terras
das Gartenmöbel
=
het tuinmeubel
die Haustür
=
de huisdeur
das Restaurant
=
het restaurant
die Gaststätte
=
het eetcafé
die Öffnungszeiten
=
de openingstijden
täglich
=
dagelijks
werktags
=
op werkdagen
am Wochenende
=
in het weekend
an Sonn- und Feiertagen
=
op zon- en feestdagen
vormittags
=
in de voormiddag
morgens
=
‘s morgens
nachmittags
=
in de namiddag
abends
=
‘s avonds
geschlossen
=
gesloten
das Haustier
=
het huisdier
erlaubt
=
toegestaan
der Hund
=
de hond
die Katze
=
de kat
der Lageplan
=
de plattegrond
der Parkplan
=
plattegrond van het park
der Parkeingang
=
de ingang van het park
der Parkausgang
=
de uitgang van het park
die Bushaltestelle
=
de bushalte
die Busverbindung
=
de busverbinding
die Rezeption
=
de receptie
die Reservierungspapiere
=
reserveringspapieren
die Bungalownummer
=
het nummer van de bungalow
das Hallenbad
=
het binnenbad
die Schwimmkarte
=
de zwemkaart
das Schwimmbecken
=
het zwembad
die Liegewiese
=
de ligweide
der Parkplatz
=
de parkeerplaats
der Animationsraum
=
de animatieruimte
die Animation
=
de animatie
das Animationsprogramm
=
het animatieprogramma
das Wochenprogramm
=
het weekprogramma
das Hauptgebäude
=
het hoofdgebouw
der Geldautomat
=
de geldautomaat
das Geschäft
=
de zaak
der Supermarkt
=
de supermarkt
der Fahrradverleih
=
de fietsverhuur
das Fahrrad
=
de fiets
das Mountainbike
=
de mountainbike
mieten
=
huren
der Preis
=
de prijs
der Liegestuhl
=
de ligstoel
der Windschirm
=
het windscherm
der Sonnenschirm
=
het zonnescherm
der Sportplatz
=
het sportterrein
die Sportwiese
=
het sportveld
der Spielplatz
=
de speeltuin
das Wetter
=
het weer
der Wetterbericht
=
het weerbericht
die Nachrichten im Radio
=
de nieuwsberichten op de radio
die Temperatur
=
de temperatuur
20 Grad
=
20 graden
das Klima
=
het klimaat
trocken
=
droog
heiß
=
heet
warm
=
warm
kalt
=
koud
die Sonne
=
de zon
scheinen
=
schijnen
sonnig
=
zonnig
heiter
=
helder
schön
=
mooi
gut
=
goed
die Wolke
=
de wolk
bewölkt
=
bewolkt
der Regen
=
de regen
regnen
=
regenen
das Gewitter
=
het onweer
der Schnee
=
de sneeuw
schneien
=
sneeuwen
der Wind
=
de wind
der Sturm
=
de storm
der Nebel
=
de mist