Engels : Nederlands to [be caught up in] = in beslag genomen worden door to [be homesick] = heimwee hebben (a) desire = verlangen, wens determined = vastbesloten to [feel like] = zin hebben in genuinely = oprecht to [get the hang of] = de smaak te pakken krijgen open-minded = ruimdenkend (a) paper round = krantenwijk (to) pretend = doen alsof (to) ruin = verpesten satisfied with = tevreden met some day = ooit successful = succesvol