Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • das Wetter = het weer
  • die Wetteraussichten = de weersvooruitzichten
  • voraussagen = voorspellen
  • die Wetterlage = de weersgesteldheid
  • die Jahreszeit = de tijd van het jaar
  • tagsüber = overdag
  • das Meeresklima = het zeeklimaat
  • das Gebirgsklima = het bergklimaat
  • heiter = helder / opgeklaard
  • die Aufheiterung = de opklaring
  • wolkenlos = onbewolkt
  • wechselhaft = wisselvallig
  • der Schatten = de schaduw
  • kühl = fris
  • schwül = drukkend / broeierig
  • der Feuchtigkeitsgrad = het vochtgehalte
  • vereinzelt = hier en daar
  • stellenweise = plaatselijk / lokaal
  • aufgelockert = minder dicht
  • der Niederschlag = de neerslag
  • der Nebel = de mist
  • neblig = mistig
  • die Sichtweite = het zicht
  • der Regenschauer = de regenbui
  • regnerisch = regenachtig
  • der Nieselregen = de motregen
  • nieseln = motregenen
  • der Graupelregen = de stofhagelregen
  • das Glatteis = de ijzel
  • schneien = sneeuwen
  • die Schneeglätte = de gladheid door sneeuw
  • der Schneestaub = de fijne sneeuw
  • das Tauwetter = de dooi
  • der Schneematsch = de sneeuwblubber
  • die Schleudergefahr = het slipgevaar
  • das Gewitter = het onweer
  • der Blitz = de bliksem
  • der Donner = de donder
  • wehen = waaien
  • Windstärke 7 = windkracht 7
  • stürmerisch = stormachtig
  • die Hitzewelle = de hittegolf
  • minus 5 Grad Celsius = min 5 graden Celsius
  • der Frost = de vorst
  • frieren = vriezen
  • die Höchstwerte = de maximumtemperaturen
  • die Tiefstwerte = de minimumtemperaturen
  • das Hoch = het hogedrukgebied
  • das Tief = het lagedrukgebied
  • der Sturm = de storm
  • die Wettervorhersage = de weersvoorspelling