NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
B1 - Deel B1
Hoofdstuk 4 - Unterwegs mit dem Zug, Seite 64 - die Wörter - 1 - 46 ->
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
der Zug
=
de trein
die Deutsche Bahn (DB)
=
de Duitse spoorwegen
die Österreichische Bundesbahn (ÖBB)
=
de Oostenrijkse spoorwegen
die Schweizerische Bundesbahn (SBB)
=
de Zwitserse spoorwegen
der Intercity-Express (ICE)
=
de intercitytrein
der Intercity/Eurocity (IC/EC)
=
de IC/EC-trein
der Interregio-Express (IRE)
=
de interregionale trein
der Regional-Express (RE)
=
de regionale trein
der Schnellzug / der Eilzug
=
de sneltrein
der Nahverkehrszug
=
de lokale trein
der Wagen
=
het rijtuig
der Autoreisezug
=
de autoslaaptrein
der Speisewagen
=
de restauratiewagen
der Liegewagen
=
het couchetterijtuig
der Liegeplatz
=
de couchette
der Schlafwagen
=
het slaaprijtuig
das Abteil
=
de coupé
behindertengerecht
=
aangepast aan gehandicapten
der Hauptbahnhof (Hbf)
=
het centraal station
die Station / die Haltestelle
=
de stopplaats
der Zielbahnhof / die Endstation
=
het eindstation
umsteigen
=
overstappen
der Bahnsteig
=
het perron
das Gleis
=
het spoor
eine Fahrkarte lösen
=
een treinkaartje kopen
die Ermäßigung
=
de korting
erhalten
=
krijgen
der Gruppenrabatt
=
de groepskorting
die einfache Fahrt / die Hinfahrt
=
het enkeltje
die Hin- und Rückfahrt
=
het retourtje
eine Fahrkarte erster Klasse
=
een kaartje 1e klas
die Zusatzkarte
=
het toeslagkaartje
die Netzkarte
=
het abonnement
eine Fahrkarte entwerten
=
een kaartje stempelen
die Abfahrt
=
het vertrek
die Ankunft / die Anreise
=
de aankomst
der Kofferkuli
=
het bagagewagentje
der Gepäckträger
=
de kruier
die Gepäckaufbewahrung
=
het bagagedepot
das Gepäckschließfach
=
de bagagekluis
der Taxistand
=
de taxistandplaats