NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
B1 - Deel B1
Hoofdstuk 4 - Unterwegs mit dem Flugzeug, Seite 68 - die Wörter - 1 - 54 ->
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
das Flugzeug
=
het vliegtuig
die Flugreise
=
de vliegreis
der Flug
=
de vlucht
der Flugplatz / der Flughafen
=
het vliegveld
die Fluggesellschaft
=
de luchtvaartmaatschappij
das Kurzzeichen
=
het logo
der Düsenjäger
=
het straalvliegtuig
der Inlandsflug
=
de binnenlandse vlucht
der Auslandsflug
=
de buitenlandse vlucht
die Bodenstewardess
=
de grondstewardess
der Passagier / der Fluggast
=
de passagier
der Hin- und Rückflug
=
de retourvlucht
die Geschäftsklasse
=
de business class
die Economy class
=
de tourist class
der Aufpreis
=
de toeslag
zuzüglich
=
exclusief
sich beeilen
=
zich haasten
es eilig haben
=
haast hebben
die Wechselstube
=
het wisselkantoor
die Währung
=
de valuta
der Wechselkurs
=
de wisselkoers
die Abfertigung
=
de afhandeling
einchecken
=
inchecken
der / das Terminal
=
de terminal
die Abflughalle
=
de vertrekhal
der Abflug
=
het vertrek
die Ablugzeit
=
de vertrektijd
der Abflugtermin
=
de vertrekdatum
der Abflugschalter
=
de vertrekbalie
die Landezeit
=
de aankomsttijd
die Landebahn
=
de landingsbaan
die Informationstafel
=
het informatiebord
die Flugnummer
=
het vluchtnummer
der Zielort / der Bestimmungsort
=
de plaats van bestemming
die Reisepapiere
=
de reispapieren
der Flugschein / das Flugticket
=
het vliegticket
die Bordkarte
=
de instapkaart
der Pass / der Reisepass
=
het paspoort
der Personalausweis
=
de identiteitskaart
gültig
=
geldig
der Umsteigeschalter
=
de overstapbalie
der Transferschalter
=
de transferbalie
der Anschlussflug
=
de aansluitende vlucht
der Bildschirm
=
het beeldscherm
die Maschine
=
het toestel / het vliegtuig
der Hubschrauber
=
de helikopter
der Direktflug
=
de rechtstreekse vlucht
der Linienflug
=
de lijnvlucht
die Touristenklasse
=
de toeristenklasse
die Reiseunterlagen
=
de reisdocumenten