NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
B1 - Deel B1
Hoofdstuk 5 - den Weg zeigen, Seite 80 - die Wörter 40 - 94
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
den Weg zeigen
=
de weg wijzen
der Weg (-e)
=
de weg (richting)
die Straße (-n)
=
de weg (straat)
sich befinden (a-u)
=
zich bevinden
zu Fuß
=
te voet
mit dem Auto
=
met de auto
geradeaus gehen /fahren
=
rechtdoor lopen
an (+3) ... vorbei gehen
=
langs ... lopen
entlang (+ 3)
=
langs (evenwijdig aan)
überqueren
=
oversteken
sich einordnen
=
voorsorteren
einbiegen / abbiegen (o-o)
=
inslaan (links / rechts)
die Seitenstraße / die Querstraße (-n)
=
de zijstraat / de dwarsstraat
die Parallelstraße (-n)
=
de parallelweg
die Gasse (-n)
=
het steegje
die Sackgasse (-n)
=
de doodlopende weg
die Einbahnstraße (-n)
=
de eenrichtingsweg
der Boulevard (-s)
=
de boulevard
die Kreuzung (-en)
=
de kruising
die Ampel (-n)
=
het verkeerslicht
das Verkehrsschild (-er)
=
het verkeersbord
der Zebrastreifen (-)
=
het zebrapad
die Überführung (-en)
=
het viaduct
die Unterführung (-en)
=
de tunnel
der Verteilerkreis (-e) / der Kreisverkehr
=
de rotonde
die Brücke (-n)
=
de brug
das Viertel / der Stadtteil
=
de wijk
auf der linken Seite
=
aan de linkerkant
die Kurve (-n)
=
de bocht
an der Ecke
=
op de hoek
schräg gegenüber
=
schuin tegenover
in der Nähe von (+3)
=
in de buurt van
da drüben
=
daarginds
parken
=
parkeren
der Parkplatz ("-e)
=
de parkeerplaats
einen Parkschein lösen
=
een parkeerkaartje kopen
der Behindertenparkplatz
=
de invalidenparkeerplaats
die öffentlichen Verkehrsmittel
=
het openbaar vervoer
die Straßenbahn (-en)
=
de tram
die S-Bahn (-en)
=
de sneltram
der Bus (-se)
=
de bus
eine Fahrkarte kaufen
=
een kaartje kopen
die Streifenkarte (-n)
=
de strippenkaart
Linie 24
=
lijn 24
die Bushaltestelle (-n)
=
de bushalte
die U-Bahn (-en)
=
de metro
der Zug ("-e)
=
de trein
der Hauptbahnhof ("-e)
=
het centraal station
das Taxi (-s)
=
de taxi
der Taxistand ("-e)
=
de taxistandplaats
die Taxifahrt (-en)
=
de taxirit
ein Auto mieten
=
een auto huren
der Autoverleih
=
de autoverhuur
geradeaus fahren
=
rechtdoor rijden