NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Scholar VOF
Beruf im Tourismus
B1 - Deel B1
Hoofdstuk 7 - Eine Reise buchen - Versicherungen, Seite 148 - die Wörter 1 - 47
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
das Reisebüro (-s)
=
het reisbureau
der Reiseveranstalter
=
de touroperator
der Kunde (7x -n)
=
de klant
die Familie (-n)
=
het gezin
planen
=
plannen
wohin
=
waar naartoe
das Ziel (-e)
=
de bestemming
das Ausland
=
het buitenland
die Hochsaison
=
het hoogseizoen
die Vorsaison / die Nachsaison
=
het laagseizoen
der Urlaub
=
de vakantie (algemeen)
die Ferien
=
de vakantie (school-)
hinweisen auf
=
wijzen op
die Pauschalreise
=
de pakketreis
das Sonderangebot (-e)
=
de speciale aanbieding
die Ermäßigung (-en)
=
de korting (algemeen)
die Kinderermäßigung
=
de kinderkorting
der Rabatt (-e)
=
de korting (b.v. bij een groep)
ersparen
=
besparen
empfehlen (a-o)
=
aanbevelen
der Wintersporturlaub
=
de wintersportvakantie
der Sonnenurlaub / der Strandurlaub
=
de zonvakantie
zu Ostern
=
met Pasen
zu Weihnachten
=
met Kerstmis
der Badeurlaub / der Strandurlaub
=
vakantie in een badplaats
der Badeort (-e)
=
de badplaats
das Mittelmeer
=
de Middellandse Zee
der/das Prospekt (-e)
=
de/het prospectus
der Katalog (-e)
=
de catalogus
der Auto-Urlaub
=
de autovakantie
der Wohnwagen
=
de caravan
das Reisemobil / das Wohnmobil
=
de camper
der Zug
=
de trein
die Bahnreise
=
de treinreis
abfahren (u-a)
=
vertrekken (auto / trein)
die Kreuzfahrt
=
de cruise
die Innenkabine (-n)
=
de binnenhut
die Außenkabine (-n)
=
de buitenhut
das Flugzeug
=
het vliegtuig
die Flugreise / der Flug
=
de vliegreis
die Fluggesellschaft
=
de vliegtuigmaatschappij
der Linienflug
=
de lijnvlucht
die Flughafengebühr
=
de luchthavenbelasting
der Abreiseort
=
de vertrekplaats
beliebig
=
geen voorkeur
der Flugschein / das Flugticket
=
het vliegticket
abfliegen
=
vertrekken (vliegtuig)