Duits : Nederlands
der Anfangstermin = de startdatum
die Anzeige = de advertentie
aufhören = stoppen
der Ausflug = de excursie
ausschneiden (Computer) = knippen
die Ausstattung = de inrichting
die Begegnung = de ontmoeting
benutzen = gebruiken
die Bewerbung = de sollicitatie
die Datei (Computer) = het bestand
die Diele / der Flur = de hal
durchschnittlich = gemiddeld
einfügen (Computer) = plakken
die Einstufung = de indeling
die Fußbodenheizung = de vloerverwarming
der Geschirrspüler = de vaatwasser
das Heimatland = het geboorteland
der Herd = het fornuis
der Intensivkurs = de stoomcursus
die Kaltmiete = de kale huur
die Kaution = de borg
löschen (Computer) = verwijderen
die Mikrowelle = de magnetron
möbliert = gemeubileerd
die Nebenkosten = de servicekosten (huis)
die Oper = de opera
der Ordner (Computer) = de map
die Pauschalmiete = de huur incl. servicekosten
der Posteingang (Computer) = het Postvak in
die Prüfung = de toets
die Stadtführung = de stadsrondleiding
die Warmmiete = de huur incl. verwarming
der Wäschetrockner = de wasdroger
weiterleiten (Computer) = doorsturen
zuzüglich = exclusief