Engels : Nederlands (to) appreciate = waarderen (to) clear out = opruimen, leeghalen to [cut up] = in stukken knippen [genuine] / authentic = echt hardly = nauwelijks holiday retreat = vakantieoord independence = onafhankelijkheid instalment = afbetalingstermijn (to) intend = van plan zijn interest = rente jacuzzi = whirlpoolbad [(to) lend] / (to) borrow = lenen mansion = herenhuis nerve = lef noticeable = opvallend presumably = vermoedelijk (to) refuse = weigeren to [settle debt] = schuld afbetalen (to) spoil = verwennen tap = kraan wardrobe = klerenkast