Engels : Nederlands
blissful = gelukzalig
college degree = hogeschoolgraad
confrontation = confrontaties
consequence = gevolg
crossroads = tweesprong
[(to) disappear] / (to) vanish = verdwijnen
(to) enclose = insluiten
(to) encounter = tegenkomen
The apartment they live in is [enormous]. = Het appartement waar zij in wonen is [enorm].
hardship = ontbering
inner = innerlijk
intuitive = intuïtief
messenger = boodschapper
phase = fase
precious = dierbar
reluctant = onwillig
sorrow = verdriet
(to) suggest = voorstellen
unbiased = onbevooroordeeld
acquaintance = bekende
area = gebied
(to) arise = zich voordoen
(to) associate = omgaan met
(a) benefit = Voordeel
circumstance = omstandigheid
There are useful websites to [compare] different products. = Er zijn handige websites om verschillende producten te [vergelijken].
to [confide in] = in vertrouwen nemen
courage = moed
drawback = nadeel
[major] / essential = belangrijk
multiple = veelvuldig
(to) occur = gebeuren
path = pad
peer pressure = groepsdruk
(to) persuade = overtuigen
(to) seek = zoeken
selfish = egoistisch
[solid] / sturdy = stevig
inclination / [tendency] = neiging
(a) try = poging
appetite = trek
boundaries = grenzen
clue = idee
'Cause I really enjoyed the [conversation] we just had = gesprek
elsewhere = elders
illiterate = analfabeet
(to) persevere / [(to) insist] = volhouden
peace = vrede
snappy = kortaf
stepmum = stiefmoeder
tutor = studiebegeleider
(an) abuse = mishandeling
available = beschikbaar
caste = kaste
dishwasher = vaatwasser
(to) discriminate = discrimineren
employer = werkgever
(to) force = dwingen
institution = instelling
leadership = leiderschap
(to) outlaw = verbieden
[(to) persevere] / (to) insist = volhouden
progressive = vooruitstrevend
resistance = weerstand
upper = bovenste
(to) achieve = bereiken
accustomed to = gewend aan
(to) aspire = streven
conventional = conventioneel
ginger = gember
nasty = vervelend
nutritionist = voedingsdeskundige
pattern = patroon
pollution = vervuiling
portrait = portret
prejudice = vooroordeel
preparation = voorbereiding
(to) reckon = aannemen
repulsive = afstotelijk
(to) sacrifice = opofferen
(a) sketch = schets
supportive = steunend
trustworthy = betrouwbaar
(to) acquire = verwerven
attitude = houding
countless = ontelbar
goal = doel
integrity = integriteit
juvenile = voor de jeugd, jeugdig
liquor = sterke drank
maturity = volwassenheid
The maintenance of the old factory is [neglected]. = Het onderhoud van de oude fabriek wordt [verwaarloosd].
occupation = beroep
responsibility = verantwoordelijkheid
(a) retail = detailhandel
supervision = toezicht
verdict = oordeel
vain = ijdel
vision = visie
(to) determine = bepalen
(to) follow = volgen
(to) fret = zich zorgen maken
(an) issue = kwestie
How about [majority] rules? = meerderheid
proficient = bekwaam
qualification = geschiktheid