Engels : Nederlands
anonymous = anoniem(e)
(to) be in the timelight = in de schijnwerpers staan
comedian = economie
emergency exit = nooduitgang
frankly = eerlijk gezegd
harm = kwaad(s)
inconvenient = ongelegen, ongeschikt(e)
insurance = verzekering
(to) listen in = meeluisteren
on purpose = met opzet, expres
(to) point out = duidelijk maken
sensitive = gevoelig
simply = simpelweg
target = doelwit
thought = gedachte
trick = geintje
backside = achterwerk
contagious = besmettelijk(e)
custom = gebruik(elijk)
disappointment = teleurstelling
elderly = bejaard(e)
exaggerate = overdrijven
(to) feel down = neerslachtig zijn (felt - felt)
(to) fool = in de maling nemen
gradually = lawaaierig
laughter = gelach
silly = mal, gek
(to) smile = glimlachen
widespread = wijdverspreid
annoying = irritant
comical = komisch(e)
corporation = bedrijf
(to) demand = eisen
episode = aflevering
(to) flatter = vleien
funny = grappig
humour = humor
joke = grap
(to) laugh at = uitlachen
letter of complaint = klachtenbrief
(to) make fun of = voor gek zetten (made - made)
offensive = beledigend(e)
brief = kort
by any chance = toevallig
call = telefoontje
(to) check = raadplegen
finally = uiteindelijk
"\"with great vengeance and [furious] anger..." = woedend
(to) happen = gebeuren
(to) lie = liegen (lied - lied)
Map = kaart
(to) reply = (be)antwoorden
travel agency = reisbureau
You must be joking. = Dat meen je niet.
He laughs best who laughs last. = Wie het laatst lacht, lacht het best.
Laughter is the best medicine. = Lachen is het beste medicijn.