Duits : Nederlands Kartoffel = de aardappel bitte = alstublieft Reihe = de beurt zum Beispiel = bijvoorbeeld Einkaufsliste = de boodschappenlijst Tag = de dag danke = dank u Euro = de euro Gewicht = het gewicht gerne = graag Gramm = de gram etwas = iets Käse = de kaas Kilo = de kilo der Herr = meneer die Dame = mevrouw nein = nee hundert Gramm = de ons auf = op Pfund = het pond Sie = u Verkäufer = de verkoper sagen = zeggen