Duits : Nederlands Creme = de crème Dose = het doosje Geld = het geld genügend = genoeg Gesundheit = de gezondheid ihr, ihre = haar ihm = hem einnehmen = innemen Mal = maal Mahlzeit = de maaltijd Medizin = het medicijn schwierig = moeilijk Nacht = de nacht verstorben = overleden Schmerzmittel = de pijnstiller Pille = de pil Rezept = het recept schlecht = slecht Tablette = de tablet Treppe = de trap stürzen = vallen vergleichen = vergelijken schrecklich = verschrikkelijk Salbe = de zalf Sorgen = de zorg