Duits : Nederlands Badewanne = het bad kontrollieren = controleren Herd = het fornuis Gefühl = het gevoel giftig = giftig heiß = heet nachstehend = hieronder Dein = jouw Küchenschrank = de keukenkast Wasserhahn = de kraan Mund = de mond nämlich = namelijk neugierig = nieuwsgierig entdecken = ontdekken öffnen = openmaken aufpassen = oppassen Ofen = de oven überall = Overal Pfanne = de pan Kindersicherung = het plaatje Reinigungsmittel = het schoonmaakmiddel Schloss = het slot Verschluss = de sluiting Spielzeug = het speelgoed kräftig = stevig Steckdose = het stopcontact hineinstecken = stoppen Tipp = de tip Treppenschutzgitter = het traphekje ziehen = trekken