Duits : Nederlands
Abfluss = de afvoer
Schalter = de balie
verschieden = divers
Rechnung = de factuur
Rechnungsdatum = de factuurdatum
Rechnungsnummer = het factuurnummer
finanziell = financieel
Finanzen = de financiën
Gebäude = het gebouw
wachsen = groeien
Inhalt = de inhoud
Behörde = de instantie
Kundennummer = het klantnummer
Kugelschreiber = de pen
Pumpe = de pomp
ernsthaft = serieus
überfüllt = stampvol
Unterstützung = de steun
Zahlungsaufschub = het uitstel van betaling
Aufschub = het uitstel
aufschieben = uitstellen
Ausnahme = de uitzondering
variieren = variëren
erzählen = vertellen
Anfahrtskosten = de voorrijkosten
Gegenstand = het voorwerp
sitzen = zitten