Duits : Nederlands anzünden = aansteken benötigen = nodig hebben der Brauch = het gebruik, de traditie darüber hinaus = bovendien denn = want das Fenster = het raam eine Freude machen = een plezier doen irgendwann = ooit, op een gegeven moment kapieren = begrijpen eine Menge = heel veel der Wettbewerb = de wedstrijd das Zeichen = het teken