Duits : Nederlands Abgeordnete = de afgevaardigde ausgezeichnet = uitstekend Bescheid wissen = op de hoogte zijn das Aussehen = het uiterlijk das Klo = de wc das Werkzeug = het gereedschap der Fortschritt = de vooruitgang der Proband = de proefpersoon der Wert = de waarde die Entfernung = de afstand die Heimat = de geboortestreek die Redensart = de uitdrukking die Veranstaltung = het evenement ehemalig = voormalig erleben = meemaken fehlen = ontbreken gestehen = bekennen höflich = beleefd kündigen = ontslaan nerven = irriteren, op de zenuwen werken schlau = slim sich einprägen = zich inprenten, uit het hoofd leren spenden = doneren unterhaltsam = vermakelijk verzichten auf = afzien van zögern = aarzelen