Duits : Nederlands angesichts = gezien, ten aanzien van auswendig = uit het hoofd betreuen = begeleiden das Ereignis = gebeurtenis das Märchen = het sprookje der Anzug = het kostuum, het pak der Geschmack = de smaak der Sarg = de doodskist die Art = de soort die Erkenntnis = het inzicht die Krankenkasse = de zorgverzekeraar die Senkung = de daling die Veröffentlichung = de publicatie einschalten = inschakelen erringen = behalen führen = leiden gucken = kijken irgendwann = ooit lediglich = alleen maar öffentlich = in het openbaar schützen = beschermen sich hingeben = zich overgeven aan stattfinden = plaatsvinden die Verfasserin = de auteur (v) vorhersehen = voorzien zusichern = toezeggen