Duits : Nederlands betreuen = begeleiden engagiert = betrokken der Einwand = het bezwaar die Forderung = de eis der Haushalt = het huishouden hilfsbereit = hulpvaardig das Alter = de leeftijd der Mitarbeiter = de medewerker sich bewerben um = solliciteren naar niedergeschlagen = terneergeslagen ehrenamtlich = vrijwillig das Wohlbefinden = het welzijn arbeitslos = werkeloos die Krankheit = de ziekte