NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
VMBO-GT - Leerjaar 4 - 1e editie
GT 4 - Schritt 18-21
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
abfahren
=
vertrekken
die Ampel
=
het verkeerslicht
der Anschluss
=
de aansluiting
die Anschlüsse
=
de aansluitingen
der Aufzug
=
de lift
der Bahnsteig
=
het perron
der Bus
=
de bus
die Busse
=
de bussen
die Durchsage
=
de omroep
einsteigen
=
instappen
die Fahrkarte
=
het kaartje
die Fahrkarten
=
de kaartjes
der Fahrplan
=
de dienstregeling
der Flug
=
de vlucht
der Flughafen
=
het vliegveld
das Flugzeug
=
het vliegtuig
die Fundsachen
=
de gevonden voorwerpen
gefährlich
=
gevaarlijk
das Gepäck
=
de bagage
geradeaus
=
rechtdoor
das Gleis
=
het spoor
jemand
=
iemand
kaufen
=
kopen
mindestens
=
minstens
nirgends
=
nergens
pünktlich
=
op tijd
recht haben
=
gelijk hebben
der Schalter
=
het loket
umsteigen
=
overstappen
die Verspätung
=
de vertraging
der Norden
=
het noorden
der Süden
=
het zuiden
der Westen
=
het westen
der Osten
=
het oosten
der Baum
=
de boom
die Bäume
=
de bomen
die Erfahrung
=
de ervaring
gefallen
=
bevallen
Es gefällt mir.
=
Het bevalt me.
die Gegend
=
de streek
der Hund
=
de hond
die Hunde
=
de honden
der Hügel
=
de heuvel
die Katze
=
de kat
die Katzen
=
de katten
ländlich
=
landelijk
leicht
=
eenvoudig
notwendig
=
noodzakelijk
das Pferd
=
het paard
die Pferde
=
de paarden
pflegen
=
verzorgen
das Praktikum
=
de stage
ein Praktikum machen
=
stage lopen
putzen
=
schoonmaken
die Reitschule
=
de manege
der Sattel
=
het zadel
schwierig
=
moeilijk
selbständig
=
zelfstandig
der Stall
=
de stal
die Stadt
=
de stad
städtisch
=
stedelijk
das Tier
=
het dier
die Tiere
=
de dieren
die Umgebung
=
de omgeving
das Viertel
=
de wijk
der Wald
=
het bos