NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
HAVO - Leerjaar 4 - 1e editie
HAVO 4 - Schritt 47-52
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
anhaben
=
aan hebben
die Armbanduhr
=
het horloge
die Armbanduhren
=
de horloges
der Bart
=
de baard
die Bärte
=
de baarden
blond
=
blond
die Bluse
=
de blouse
die Blusen
=
de blouses
die Brille
=
de bril
die Brillen
=
de brillen
dunkel
=
donker
das Gewicht
=
het gewicht
die Größe
=
de lengte
hell
=
licht
das Hemd
=
het hemd
die Hemden
=
de hemden
die Hose
=
de broek
die Hosen
=
de broeken
hübsch
=
knap, mooi
die Jacke
=
de jas
die Jacken
=
de jassen
Jeans
=
de spijkerbroek
die Kappe
=
de pet
die Kappen
=
de petten
die Kette
=
de ketting
die Ketten
=
de kettingen
das Kleid
=
de jurk
die Kleider
=
de jurken
die Kleidung
=
de kleding
leben
=
leven
der Mantel
=
de mantel
die Mäntel
=
de mantels
die Mütze
=
de muts
die Mützen
=
de mutsen
normalerweise
=
normaal
die Ohrringe
=
de oorbellen
der Pullover
=
de trui
die Pullover
=
de truien
regelmäßig
=
regelmatig
der Ring
=
de ring
die Ringe
=
de ringen
der Rock
=
de rok
die Röcke
=
de rokken
der Schuh
=
de schoen
die Schuhe
=
de schoenen
der Stiefel
=
de laars
die Stiefel
=
de laarzen
tragen
=
dragen
das T-Shirt
=
het T-shirt
die T-Shirts
=
de T-shirts
der Anruf
=
het telefoontje
die Antwort
=
het antwoord
die Antworten
=
de antwoorden
der Bekannte
=
de kennis (persoon)
die Bekannten
=
de kennissen (personen)
der Besuch
=
het bezoek
dass
=
dat (voegwoord)
dick
=
dik
dünn
=
dun
erst
=
pas
essen
=
eten
gegenüber
=
tegenover
der Hund
=
de hond
die Hunde
=
de honden
die Katze
=
de kat
die Katzen
=
de katten
kriegen
=
krijgen
die Meinung
=
de mening
die Meinungen
=
de meningen
nützlich
=
nuttig
die Pommes frites
=
de patat
schaffen
=
lukken
Du schaffst das.
=
Het lukt je.
schimpfen
=
schelden
schlafen
=
slapen
schwach
=
zwak
spazieren gehen
=
wandelen
der Spaziergang
=
de wandeling
die Spaziergänge
=
de wandelingen
stark
=
sterk
die Süßigkeiten
=
het snoep
die Tablette
=
het pilletje
die Tabletten
=
de pilletjes
telefonieren
=
bellen
trinken
=
drinken
untersuchen
=
onderzoeken
der Verwandte
=
het familielid
die Verwandten
=
de familieleden
vorsichtig
=
voorzichtig
wenig
=
weinig