Engels : Nederlands
capital = hoofdstad
completely = helemaal
Easter = Pasen
The pilgrims were very [enthusiastic] about Canterbury. = De pelgrims waren erg [enthousiast] over Canterbury.
the warm and [friendly] spirit = vriendelijk
holiday destination = vakantiebestemming
island = eiland
locals = plaatselijke bevolking
a lorry = een vrachtwagen
mysterious = geheimzinnig
ocean = oceaan
realize = beseffen
statue = standbeeld
thousand = duizend
tour = rondreizen
tourist = toerist
whole = hele
Lewis races all over the [world]. = Lewis wedloopt over de hele [wereld]
accommodation = onderdak
Sure! [Adventure], heroism and romance happen to be my specialities. = Natuurlijk! [Avontuur], heldendom en romantiek zijn toevallig mijn specialiteiten!
city centre = stadscentrum
She's wearing a long grey [coat]. = jas
desert = woestijn
design = ontwerp
exactly = precies
floor = verdieping
guide = gids
That's ancient [history]. = geschiedenis
inhabitant = inwoner
They made a long and exciting [journey]. = Ze maakten een lange en spannende [reis].
national = nationale
pyramid = piramide
presentation = presentatie
spectacular = spectaculair
up close = van dichtbij
youth hostel = jeugdherberg
ago = Geleden
airplane = vliegtuig
campsite = camping
discover = ontdekken
Mighty Ares, let victory be mine [during] tomorrow's battle. = Machtige Ares, schenk mij morgen de overwinning [tijdens] het gevecht.
fly = vliegen (flew - flown)
It was full [moon]. = Het was volle [maan].
sight = bezienswaardigheid
spend = [doorbrengen] / uitgeven
Then one day, he [visit]ed a sick man at home. = Op een dag, [bezocht] hij een zieke man thuis.
colleague = collega
decade = periode van tien jaar
exercise = lichaamsoefening
[landscape] / scenery = landschap
mission = missie
After the war there was a long period of [peace]. = Na de oorlog was er een lange periode van [vrede].
space = de ruimte
spacecraft = ruimteschip
speech = toespraak
signature = handtekening
suddenly = plotseling
surface = oppervlakte
survive = overleven
Belgium = België
cave = grot
cycle = Fietsen
dirt = modder
the [ferry] doesn't wait. = veerboot
fond of = gek op
foreign = buitenlands
guided tour = rondleiding
the cheering was [impressive] = het gejuich was [indrukwekkend]
leather = leer
memory = herinnering
product = product
scrapbook = plakboek
tourism = toerisme
[underneath] / below = onder
valley = vallei, dal
add = toevoegen
How do cameras [actually] work? = eigenlijk
alive = levend
Have you got a [bath] or a shower? = Hebben jullie een [bad] of een douche?
bug = insect
bury = begraven
droppings = uitwerpselen
kettle = ketel
You better get up on the [roof]. = dak
saying = gezegde
sheet = laken
slippery = glad
stew = stoofpot
straw = stro
wealth = welvaart
wood = hout
Then, [by train] or auto or foot, = met de trein
documentary = documentaire
fish = vissen
museum = museum
move = verhuizen
past = verleden
tidy = opruimen