NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Scholar VOF
Deutsch & Beruf, Hotel en Gast
Aufgabe 1.08 (N-D)
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
begrüßen
=
begroeten
Guten Tag!
=
Goedendag!
Guten Morgen!
=
Goedemorgen!
Guten Tag!
=
Goedemiddag!
Guten Abend!
=
Goedenavond!
helfen (a-o)
=
helpen
die Woche (-n)
=
de week
der Name
=
de naam
wie ist ... ?
=
wat is (naam / adres)?
heißen
=
heten
einen Augenblick, bitte
=
een ogenblik, a.u.b.
einen Moment, bitte
=
een moment, s.v.p.
nachsehen, nachschauen
=
opzoeken (computer)
stimmen
=
kloppen (in orde zijn)
der Tag (-e)
=
de dag
die Nacht (“-e)
=
de nacht
die Übernachtung (-en)
=
de overnachting
das Einzelzimmer (-)
=
de 1-persoonskamer
das Doppelzimmer (-)
=
de 2-persoonskamer
das Frühstück
=
het ontbijt
der Lift (-e), der Aufzug (“-e), der Fahrstuhl (“-e)
=
de lift
die Treppe (-n)
=
de trap
gehen (i-a)
=
lopen (rustig)
der Gang (“-e)
=
de gang
geradeaus
=
rechtdoor
auf der linken Seite
=
aan de linkerzijde
am Ende
=
aan het einde
vielleicht
=
misschien
der Wunsch (“-e)
=
de wens
wünschen
=
wensen
wecken
=
wekken
der Weckanruf (-e)
=
het wektelefoontje
der Koffer (-)
=
het koffer
das Gepäck
=
de bagage
auf das (aufs) Zimmer bringen lassen
=
naar de kamer laten brengen
mal sehen, mal schauen
=
even(tjes) kijken
der Aufenthalt
=
het verblijf
die Kreditkarte (-n)
=
de creditkaart
das Anmeldeformular (-e)
=
het registratieformulier
der Ausweis (-e)
=
het identiteitsbewijs
die Daten, die Angaben
=
de gegevens
kontrollieren, überprüfen
=
controleren
unterschreiben (ie-ie)
=
ondertekenen
die Zimmernummer (-n)
=
het kamernummer
sich befinden
=
zich bevinden
liegen (a-e)
=
liggen
der Stock (Stockwerke), die Etage (-n)
=
de verdieping
im 1. (ersten) Stock, auf der 1. Etage
=
op de 1e verdieping
der Schlüssel (-)
=
de sleutel
die Schlüsselkarte (-n)
=
de sleutelkaart
dort drüben
=
daarginds
sehen (a-e)
=
zien