Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • der Name (-n) = de naam
  • heißen-hieß-geheißen = heten
  • alt = oud
  • das Alter = de leeftijd
  • kommen aus (+ 3) = komen uit
  • Holland, die Niederlande (meervoud) = Nederland
  • Belgien = België
  • wohnen in (+ 3) = wonen in
  • der Wohnort (-e) = de woonplaats
  • die Adresse = het adres
  • die Straße (-n) = de straat
  • die Sprache (-n) = de taal
  • die Muttersprache = de moedertaal
  • die Fremdsprache (-n) = de vreemde taal
  • die Arbeit, der Job (-s) = het werk
  • der Beruf (-e) = het beroep
  • die Ausbildung (-en) = de opleiding
  • die Schule (-n) = de school