NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Stercollectie
Lijsten
Einkaufen Auf dem Markt - Wortschatz A hv
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
bezahlen
=
betalen
es gibt
=
er is
die Größe - die Größen
=
de maat - de maten
der Supermarkt - die Supermärkte
=
de supermarkt - de supermarkten
Geld wechseln
=
geld wisselen
das Hemd - die Hemden
=
het hemd - de hemden
das T-Shirt - die T-Shirts
=
het T-Shirt - de T-Shirts
die Jacke - die Jacken
=
de jas - de jassen
der Pullover - die Pullover
=
de trui - de truien
der Mantel - die Mäntel
=
de mantel - de mantels
die Jeans
=
de spijkerbroek - de spijkerbroeken
der Schuh - die Schuhe
=
de schoen - de schoenen
die Hose - die Hosen
=
de broek - de broeken
sauber
=
schoon
schmutzig
=
vies
teuer
=
duur
gefallen
=
bevallen
verkaufen
=
verkopen
zahlen
=
betalen
suchen
=
zoeken
Es gibt keine Milch mehr.
=
Er is geen melk meer.
Ich brauche etwas gegen Fieber.
=
Ik heb iets tegen koorts nodig.
Ich habe alles bezahlt.
=
Ik heb alles betaald.
Wo kann ich Geld wechseln, bitte?
=
Waar kan ik geld wisselen, alstublieft?
Ich habe Größe 44.
=
Ik heb maat 44.
Das Hemd gefällt mir.
=
Het hemd bevalt mij.
Die Jacke nehme ich.
=
De jas neem ik.
Ich möchte bitte ein Kilo Tomaten.
=
Ik wil graag één kilo tomaten.
Ich nehme ein Kilo von dem Käse da.
=
Ik neem één kilo van die kaas daar.
Wo hast du das gekauft?
=
Waar heb je dat gekocht?
Was kostet der Mantel?
=
Wat kost de mantel?
Ich suche Jeans, Größe 36.
=
Ik ben op zoek naar een jeans, maat 36.
Das kostet eins fünfzig.
=
Dat kost één euro vijftig.
Ich kaufe immer im Supermarkt ein.
=
Ik koop altijd in een supermarkt.
Ich habe ein T-Shirt gekauft.
=
Ik heb een T-Shirt gekocht.
Kann ich mit Karte zahlen?
=
Kan ik pinnen?
Das ist sehr teuer!
=
Dat is erg duur!
Das Wasser kostet nichts.
=
Het water kost niks.
Geöffnet von 9 bis 17 Uhr.
=
Geopend van 9 tot 17 uur.
Der Preis ist hoch.
=
De prijs is hoog.
Die Sachen sind hier billiger.
=
De spullen zijn hier goedkoper.
Können Sie mir das bitte zeigen?
=
Kunt u het mij alstublieft laten zien?
Die Milch ist leider aus.
=
De melk is helaas op.