Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • Ich habe keine Zeit fürs Mittagessen. = Ik heb geen tijd voor het middageten.
  • Wir mögen keinen Kaffee. = Wij lusten geen koffie.
  • Ich nehme ein Kilo Erdbeeren. = Ik neem een kilo aardbeien.
  • Willst du Nudeln oder Reis? = Wil je noedels of rijst?
  • Ich esse gerne Speisen mit Pfeffer. = Ik eet graag gerechten met peper.
  • Willst du Reis? = Wil je rijst?
  • Gehen wir ins Restaurant? = Gaan we naar het restaurant?
  • Einen Apfelsaft, bitte! = Een appelsap aub!
  • Und mir einen Orangensaft! = En voor mij een sinaasappelsap!
  • Wir essen viel Salat. = Wij eten veel salade.
  • Reich mir bitte das Salz herüber! = Geef mij aub het zout even door.
  • Das Essen war schlecht. = Het eten was vies.
  • Ist dieser Stuhl noch frei. = Is deze stoel nog vrij.
  • Ick kaufe immer im Supermarkt ein. = Ik doe altijd inkopen bij de supermarkt.
  • Die Suppe ist heiß. = De soep is heet.
  • Dieses Dessert ist zu süß. = Dit dessert is te zoet.
  • Ist dieser Tisch noch frei? = Is deze tafel nog vrij?
  • Essen und Trinken gibt es dort. = Eten en drinken is daar.
  • Das Essen ist nicht warm. = Het eten is warm.
  • Kannst du den Salat waschen. = Kun je de sla wassen.
  • Das Wasser ist ganz kalt. = Het water is heel koud.
  • Bringen Sie mir ein Mineralwasser. = Brengt u mij een mineraalwater.
  • Und noch zwei Zitronen, bitte. = En nog twee citroenen aub.
  • Ist dieser Stuhl noch frei? = Is deze stoel nog vrij?
  • Ich möchte ein Kilo Orangen. = Ik zou graag een kilo sinaasappels willen.