NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Stercollectie
Lijsten
Examen vmbo, Veelvoorkomende vragen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Welche Aussage stimmt mit dem 1. Absatz überein?
=
Welke uitspraak komt overeen met de 1e alinea?
Was wird aus dem 4. Absatz deutlich?
=
Wat blijkt uit alinea 4?
Was wird in diesem Satz ausgesagt?
=
Wat wordt in deze zin gezegd?
Was meint … damit?
=
Wat bedoelt ... daarmee?
Was genau wird in diesen Zeilen beschrieben?
=
Wat precies wortd in deze regels beschreven?
Was beschreibt der 1. Absatz?
=
Wat beschrijft de 1e alinea?
Was sollen diese Zeilen deutlich machen?
=
Wat moeten deze regels duidelijk maken?
Woraus wird das deutlich?
=
Waaruit blijkt dat?
Worum geht es im 2. Absatz?
=
Waar gaat de 2e alinea over?
Was kann man aus dem letzten Absatz schließen?
=
Welke conclusie kun je uit de laatste alinea trekken?
Um welche Frage geht es im 1. Absatz?
=
Over welke vraag gaat alinea 1?
Was geht aus der Einleitung hervor?
=
Wat blijkt uit de inleiding?
Auf welche Frage findet man im 1. Absatz eine Antwort?
=
Op welke vraag vind je in alinea 1 een antwoord?
Was geht aus seinen Worten hervor?
=
Wat blijkt uit zijn woorden?
Was erzählt … im 2. Absatz?
=
Wat vertelt ... in de 2e alinea?
Was zeigt der 4. Absatz?
=
Wat laat de 4e alinea zien?
Was möchte … hier mit dieser Frage zum Ausdruck bringen?
=
Wat wil ... hier met deze vraag uitdrukken?
Wie kann man … am besten zusammenfassen?
=
Hoe kun je ... het beste samenvatten?
Welche Aussage ist korrekt?
=
Welke uitspraak is correct?
Was will der Verfasser mit dem 3. Absatz zum Ausdruck bringen?
=
Wat wil de schrijver met de 3e alinea uitdrukken?
Welcher Titel passt zum 4. Absatz?
=
Welke titel past bij alinea 4?
Womit fängt der Text im 1. Absatz an?
=
Waar begint de 1e alinea mee?
Wie schließt dieser Satz an den vorhergehenden Satz an?
=
Hoe sluit deze zin bij de vorige zin aan?
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?
=
Welk woord past op de open plaats in alinea 3?
Welche Funktion hat Absatz 4?
=
Welke functie heeft alinea 4?
Was ist der Kern dieses Absatzes?
=
Wat is de kern van deze alinea?
Warum stehen diese Worte zwischen Anführungszeichen?
=
Waarom staan deze woorden tussen aanhalingstekens?
Wie verhalten die Absátze sich zueinander?
=
Hoe staan deze alinea's in verhouding met elkaar?
Was ist das Ziel dieses Absatzes?
=
Wat is het doel van deze alinea?
Welche Behauptung ist richtig?
=
Welke bewering is juist?