Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • Ich heiße Iris. = Ik heet Iris.
  • Wie heißt du? = Hoe heet jij?
  • Wie heißen Sie? = Hoe heet u?
  • Mein Name ist Heiko Salbert. = Mijn naam is Heiko Salbert.
  • Das ist Saskia. = Dat is Saskia.
  • Ich bin fünfzehn. = Ik ben 15.
  • Ich bin vierzehn Jahre alt. = Ik ben 14 jaar oud.
  • Wie alt bist du? = Hoe oud ben jij?
  • Ich wohne in Nordhausen. = Ik woon in Nordhausen.
  • Wo wohnst du? = Waar woon jij?
  • Ich komme aus Deutschland. = Ik kom uit Duitsland.
  • Woher kommst du? = Waar kom jij vandaan?